Oefening 1: Tegenwoordige tijd van regelmatige werkwoorden
2. Jij *пишеш* een brief (gebruik de tweede persoon enkelvoud van ‘писати’ – schrijven).
3. Hij *читає* een boek (gebruik de derde persoon enkelvoud van ‘читати’ – lezen).
4. Wij *працюємо* samen (gebruik de eerste persoon meervoud van ‘працювати’ – werken).
5. Jullie *слухаєте* muziek (gebruik de tweede persoon meervoud van ‘слухати’ – luisteren).
6. Zij (meervoud) *грають* voetbal (gebruik de derde persoon meervoud van ‘грати’ – spelen).
7. Ik *живу* in Oekraïne (gebruik de eerste persoon enkelvoud van ‘жити’ – wonen).
8. Jij *дивишся* televisie (gebruik de tweede persoon enkelvoud van ‘дивитися’ – kijken).
9. Hij *ходить* naar school (gebruik de derde persoon enkelvoud van ‘ходити’ – gaan).
10. Wij *любимо* chocolade (gebruik de eerste persoon meervoud van ‘любити’ – houden van).
Oefening 2: Gebruik van persoonlijke voornaamwoorden en werkwoordvervoeging
2. *Ти* говориш snel (gebruik het persoonlijke voornaamwoord voor ‘jij’).
3. *Він* працює hard (gebruik het persoonlijke voornaamwoord voor ‘hij’).
4. *Ми* живемо in de stad (gebruik het persoonlijke voornaamwoord voor ‘wij’).
5. *Ви* розумієте het goed (gebruik het persoonlijke voornaamwoord voor ‘jullie’).
6. *Вони* грають samen (gebruik het persoonlijke voornaamwoord voor ‘zij’).
7. *Я* п’ю water (gebruik het persoonlijke voornaamwoord voor ‘ik’).
8. *Ти* дивишся de film (gebruik het persoonlijke voornaamwoord voor ‘jij’).
9. *Він* читає het boek (gebruik het persoonlijke voornaamwoord voor ‘hij’).
10. *Ми* їмо gezond (gebruik het persoonlijke voornaamwoord voor ‘wij’).