Meervoudsoefening 1: Basis meervoudsvormen
1. 책*들* zijn boeken. (Gebruik het Koreaanse meervoudsachtervoegsel voor objecten)
2. 학생*들* zijn studenten. (Meervoudsvorm van ‘student’)
3. 사과*들* zijn appels. (Meervoud van fruit)
4. 친구*들* zijn vrienden. (Meervoud van ‘vriend’)
5. 강아지*들* zijn puppy’s. (Meervoud van huisdieren)
6. 나무*들* zijn bomen. (Meervoud van ‘boom’)
7. 자동차*들* zijn auto’s. (Meervoud van voertuigen)
8. 선생님*들* zijn leraren. (Meervoud van ‘leraar’)
9. 가방*들* zijn tassen. (Meervoud van ’tas’)
10. 의자*들* zijn stoelen. (Meervoud van meubels)
2. 학생*들* zijn studenten. (Meervoudsvorm van ‘student’)
3. 사과*들* zijn appels. (Meervoud van fruit)
4. 친구*들* zijn vrienden. (Meervoud van ‘vriend’)
5. 강아지*들* zijn puppy’s. (Meervoud van huisdieren)
6. 나무*들* zijn bomen. (Meervoud van ‘boom’)
7. 자동차*들* zijn auto’s. (Meervoud van voertuigen)
8. 선생님*들* zijn leraren. (Meervoud van ‘leraar’)
9. 가방*들* zijn tassen. (Meervoud van ’tas’)
10. 의자*들* zijn stoelen. (Meervoud van meubels)
Meervoudsoefening 2: Meervoud met persoons- en dierenwoorden
1. 사람*들* zijn mensen. (Gebruik het meervoudsachtervoegsel voor personen)
2. 아이*들* zijn kinderen. (Meervoud van ‘kind’)
3. 고양이*들* zijn katten. (Meervoud van huisdieren)
4. 학생*들* leren samen. (Meervoudsvorm van ‘student’)
5. 선생님*들* geven les. (Meervoud van ‘leraar’)
6. 의사*들* werken in het ziekenhuis. (Meervoud van ‘arts’)
7. 경찰*들* helpen mensen. (Meervoud van ‘politie’)
8. 친구*들* spelen samen. (Meervoud van ‘vriend’)
9. 가족*들* wonen samen. (Meervoud van ‘familie’)
10. 남자*들* en 여자*들* zijn hier. (Meervoud van ‘man’ en ‘vrouw’)
2. 아이*들* zijn kinderen. (Meervoud van ‘kind’)
3. 고양이*들* zijn katten. (Meervoud van huisdieren)
4. 학생*들* leren samen. (Meervoudsvorm van ‘student’)
5. 선생님*들* geven les. (Meervoud van ‘leraar’)
6. 의사*들* werken in het ziekenhuis. (Meervoud van ‘arts’)
7. 경찰*들* helpen mensen. (Meervoud van ‘politie’)
8. 친구*들* spelen samen. (Meervoud van ‘vriend’)
9. 가족*들* wonen samen. (Meervoud van ‘familie’)
10. 남자*들* en 여자*들* zijn hier. (Meervoud van ‘man’ en ‘vrouw’)