Werkwoorden van Worden Oefeningen Deel 1
2. De appel *is* rood geworden na het rijpen. (Hint: Gebruik het werkwoord om een verandering in toestand uit te drukken.)
3. Het huis *wordt* gebouwd door de arbeiders. (Hint: Gebruik het passieve werkwoord in het Koreaans.)
4. Zij *wordt* moe na het sporten. (Hint: Gebruik het werkwoord om een nieuwe toestand aan te geven.)
5. De bloemen *worden* water gegeven door de tuinman. (Hint: Passieve vorm, focus op de handeling die ondergaat.)
6. Ik *word* gelukkig als ik muziek luister. (Hint: Druk een emotionele verandering uit.)
7. Het weer *wordt* kouder in de winter. (Hint: Gebruik het werkwoord voor een natuurlijke verandering.)
8. De leerling *wordt* beter in Koreaans door oefenen. (Hint: Verbetering of verandering door inspanning.)
9. De kat *wordt* ziek na het eten van iets verkeerds. (Hint: Negatieve verandering in toestand.)
10. De auto *wordt* schoongemaakt door de eigenaar. (Hint: Passieve vorm van het werkwoord.)
Werkwoorden van Worden Oefeningen Deel 2
2. Het boek *wordt* gelezen door veel studenten. (Hint: Passieve vorm, handeling ondergaan.)
3. De baby *wordt* moe na het spelen. (Hint: Nieuwe toestand na een activiteit.)
4. Mijn broer *wordt* leraar volgend jaar. (Hint: Toekomstige verandering in beroep.)
5. De koekjes *worden* gebakken in de oven. (Hint: Passieve vorm van een proces.)
6. De jongen *wordt* ziek omdat hij nat werd. (Hint: Negatieve verandering in gezondheid.)
7. Het water *wordt* heet als je het kookt. (Hint: Temperatuurverandering uitdrukken.)
8. Zij *wordt* blij door het goede nieuws. (Hint: Emotionele verandering.)
9. De plant *wordt* groot door zonlicht en water. (Hint: Groei door externe factoren.)
10. De taak *wordt* gedaan door de studenten. (Hint: Passieve vorm, voltooiing van een handeling.)