Oefening 1: Gebruik van も…も (zowel … als …)
2. 猫*も*犬*も*好きです. (Hint: Je geeft aan dat je van beide dieren houdt.)
3. この店は昼*も*夜*も*営業しています. (Hint: Het betekent “zowel overdag als ’s nachts”.)
4. 私は肉*も*魚*も*食べます. (Hint: Je eet beide soorten voedsel.)
5. 子供*も*大人*も*楽しめます. (Hint: Zowel kinderen als volwassenen kunnen ervan genieten.)
6. 週末は家*も*外*も*掃除します. (Hint: Je ruimt zowel binnen als buiten op.)
7. 日本語*も*英語*も*話せます. (Hint: Je kunt beide talen spreken.)
8. 雨*も*風*も*強かったです. (Hint: Zowel de regen als de wind waren krachtig.)
9. 山*も*海*も*好きです. (Hint: Je houdt van beide natuurplekken.)
10. 本*も*映画*も*面白いです. (Hint: Zowel boeken als films zijn interessant.)
Oefening 2: Gebruik van か…か (of … of …)
2. 明日*か*明後日*か*旅行に行きます. (Hint: Je gaat reizen op een van de twee dagen.)
3. 彼は学生*か*先生*か*分かりません. (Hint: Je weet niet zeker of hij student of leraar is.)
4. 映画館*か*家*か*映画を見ます. (Hint: Je kijkt een film op één van de twee plaatsen.)
5. 晴れ*か*雨*か*天気を確認してください. (Hint: Je controleert of het weer zonnig of regenachtig is.)
6. 日本語*か*英語*か*話せますか? (Hint: Je vraagt welke taal iemand spreekt.)
7. 赤*か*青*か*好きな色を選んでください. (Hint: Je kiest tussen twee kleuren.)
8. 昼食はサンドイッチ*か*ラーメン*か*食べます. (Hint: Je eet één van deze gerechten.)
9. 今日は映画を見る*か*勉強する*か*決めてください. (Hint: Je kiest tussen twee activiteiten.)
10. 電車*か*バス*か*どちらで行きますか? (Hint: Je vraagt naar het vervoermiddel.)