Oefening 1: Vragende zinnen met “ka”
2. Kore wa anata no hon *ka*? (Hint: Gebruik “ka” om te vragen of iets van iemand is.)
3. Ashita tenki wa ii *ka*? (Hint: “ka” aan het einde voor een vraag over het weer.)
4. Sensei wa ima iru *ka*? (Hint: Vraag of iemand aanwezig is met “ka”.)
5. Kyou wa getsuyoubi *ka*? (Hint: Controleer de dag van de week met “ka”.)
6. Kare wa nihongo o hanasu *ka*? (Hint: Vraag of iemand Japans spreekt met “ka”.)
7. Anata wa sushi ga suki *ka*? (Hint: Gebruik “ka” om te vragen naar voorkeuren.)
8. Nani o tabemasu *ka*? (Hint: “ka” maakt van de zin een vraag over wat men eet.)
9. Doko ni ikimasu *ka*? (Hint: Vraag naar de bestemming met “ka”.)
10. Kore wa atarashii kuruma *ka*? (Hint: Vraag of iets nieuw is met “ka”.)
Oefening 2: Vragende zinnen met “ka” en onzekerheid uitdrukken
2. Watashi wa sore o shitte iru *ka* wakaranai. (Hint: “ka” geeft hier onzekerheid aan in een bijzin.)
3. Ashita ame ga furu *ka* shirenai. (Hint: Gebruik “ka” om twijfel uit te drukken over het weer.)
4. Anata wa kanojo ga genki *ka* dou *ka* shitte imasu ka? (Hint: “ka” wordt gebruikt om twee opties te verbinden in een vraag.)
5. Kono shukudai wa muzukashii *ka* kantan *ka* wakarimasen. (Hint: “ka” verbindt twee mogelijkheden.)
6. Kare wa byouki *ka* dou *ka* mada wakaranai. (Hint: Onzekerheid over de gezondheid met “ka”.)
7. Kimi wa raishuu kuru *ka* dou *ka* kimecha dame da. (Hint: “ka” voor het uitdrukken van onduidelijkheid over plannen.)
8. Watashi wa eiga ni iku *ka* ie ni iru *ka* kangaete iru. (Hint: Gebruik “ka” om alternatieven te noemen.)
9. Kare no namae wa Taro *ka* Jiro *ka* oboete imasen. (Hint: “ka” gebruikt om twee namen te verbinden.)
10. Anata wa shigoto o yamete iru *ka* dou *ka shiritai. (Hint: “ka” in een vraag over een toestand.)