Oefening 1: Betrekkelijke bijzinnen met “الذي” (deze die)
2. De man *الذي* daar staat, is mijn leraar. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor “die” in het Arabisch)
3. Ik heb een vriend *الذي* in Egypte woont. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor “die” in het Arabisch)
4. De auto *التي* rood is, behoort aan mijn vader. (Let op vrouwelijke vorm van het betrekkelijk voornaamwoord)
5. Dit is het huis *الذي* groot en mooi is. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor “dat” in het Arabisch)
6. De vrouw *التي* naast mij zit, spreekt Arabisch. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor “die” in het Arabisch)
7. Het kind *الذي* lacht, is mijn neefje. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor “die” in het Arabisch)
8. De leraar *الذي* ons helpt, is erg vriendelijk. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor “die” in het Arabisch)
9. Het restaurant *الذي* we gisteren bezochten, was druk. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord voor “dat” in het Arabisch)
10. De film *التي* ik leuk vond, is nu op televisie. (Let op vrouwelijke vorm van het betrekkelijk voornaamwoord)
Oefening 2: Betrekkelijke bijzinnen met juiste verbuigingen
2. De vrouw *التي* haar tas verloor, is haar aan het zoeken. (Gebruik het vrouwelijke betrekkelijk voornaamwoord en juiste werkwoordsvorm)
3. Het kind *الذي* speelt, is mijn buurjongen. (Gebruik het juiste betrekkelijk voornaamwoord en werkwoordsvorm)
4. De studenten *الذين* hard studeren, slagen meestal. (Gebruik meervoud en het juiste betrekkelijk voornaamwoord)
5. De leraar *الذي* ons de grammatica uitlegt, is geduldig. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord en correcte werkwoordsvorm)
6. Het boek *الذي* op de tafel ligt, is van mij. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord en juiste werkwoordsvorm)
7. De meisjes *اللواتي* in het park spelen, zijn mijn nichten. (Gebruik vrouwelijke meervoudsvorm van het betrekkelijk voornaamwoord)
8. Het huis *الذي* we kochten, is groot en mooi. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord en verleden tijd van werkwoord)
9. De jongen *الذي* zingt, heeft een mooie stem. (Gebruik het betrekkelijk voornaamwoord en juiste werkwoordsvorm)
10. De vrouwen *اللاتي* werken, zijn erg vriendelijk. (Gebruik vrouwelijke meervoudsvorm van het betrekkelijk voornaamwoord)