Aspectoefening 1: Gebruik van 了 (le) voor voltooid aspect
2. Zij *is naar huis gegaan* (gebruik 了 om een afgeronde actie aan te geven).
3. Wij *hebben het boek gelezen* (gebruik 了 voor voltooide handeling).
4. Jij *hebt de film al gezien* (gebruik 了 om voltooidheid uit te drukken).
5. Hij *heeft zijn huiswerk afgemaakt* (gebruik 了 om aan te geven dat het klaar is).
6. De trein *is vertrokken* (gebruik 了 om een gebeurtenis in het verleden te markeren).
7. Ik *heb de brief geschreven* (gebruik 了 om te laten zien dat de taak voltooid is).
8. Zij *heeft de deur gesloten* (gebruik 了 om voltooidheid aan te geven).
9. We *hebben het eten klaargemaakt* (gebruik 了 voor een afgeronde actie).
10. Jij *hebt de boodschap doorgegeven* (gebruik 了 om aan te geven dat de handeling is voltooid).
Aspectoefening 2: Gebruik van 正在 (zhèngzài) voor het uitdrukken van voortdurende handelingen
2. Zij *is aan het koken* (gebruik 正在 om de voortdurende actie te benadrukken).
3. Wij *zijn aan het wandelen* (gebruik 正在 voor een lopende activiteit).
4. Jij *bent aan het bellen* (gebruik 正在 om aan te geven dat iets nu gebeurt).
5. Hij *is aan het lezen* (gebruik 正在 om de handeling in het heden te benadrukken).
6. De kinderen *zijn aan het spelen* (gebruik 正在 om een actuele bezigheid uit te drukken).
7. Ik *ben aan het schrijven* (gebruik 正在 om de huidige activiteit te benadrukken).
8. Zij *is aan het zingen* (gebruik 正在 om een lopende handeling aan te geven).
9. We *zijn aan het kijken naar de film* (gebruik 正在 voor een handeling die nu plaatsvindt).
10. Jij *bent aan het wachten* (gebruik 正在 om aan te geven dat iets op dit moment gebeurt).