Oefening 1: Herkennen van verbale zelfstandige naamwoorden
2. Haar *schrijven* is duidelijk en netjes. (Hint: Zelfstandig naamwoord van het werkwoord ‘schrijven’)
3. Het *spreken* in het openbaar kan spannend zijn. (Hint: Zelfstandig naamwoord van het werkwoord ‘spreken’)
4. *Reizen* verrijkt je leven met nieuwe ervaringen. (Hint: Zelfstandig naamwoord van het werkwoord ‘reizen’)
5. *Zingen* maakt mensen vaak blij. (Hint: Zelfstandig naamwoord van het werkwoord ‘zingen’)
6. Het *studeren* vergt discipline en tijd. (Hint: Zelfstandig naamwoord van het werkwoord ‘studeren’)
7. *Wandelen* in de natuur is ontspannend. (Hint: Zelfstandig naamwoord van het werkwoord ‘wandelen’)
8. Het *koken* van maaltijden kost vaak moeite. (Hint: Zelfstandig naamwoord van het werkwoord ‘koken’)
9. Haar *tekenen* is erg creatief. (Hint: Zelfstandig naamwoord van het werkwoord ’tekenen’)
10. *Luisteren* naar muziek helpt bij concentratie. (Hint: Zelfstandig naamwoord van het werkwoord ‘luisteren’)
Oefening 2: Verbale zelfstandige naamwoorden in context gebruiken
2. Zijn *training* zorgt voor betere prestaties. (Hint: Zelfstandig naamwoord van het werkwoord ’trainen’)
3. Het *ontbijt* is de belangrijkste maaltijd van de dag. (Hint: Zelfstandig naamwoord afgeleid van ‘ontbijten’)
4. Haar *bezoek* aan het museum was leerzaam. (Hint: Zelfstandig naamwoord van ‘bezoeken’)
5. Het *spelen* van muziek maakt hem gelukkig. (Hint: Zelfstandig naamwoord van het werkwoord ‘spelen’)
6. De *reis* naar het buitenland was spannend. (Hint: Zelfstandig naamwoord van het werkwoord ‘reizen’)
7. Het *werken* aan projecten kost tijd en energie. (Hint: Zelfstandig naamwoord van het werkwoord ‘werken’)
8. Zijn *schrijven* is al gepubliceerd in een boek. (Hint: Zelfstandig naamwoord van het werkwoord ‘schrijven’)
9. Het *bellen* met vrienden doet ze elke dag. (Hint: Zelfstandig naamwoord van het werkwoord ‘bellen’)
10. De *wandeling* door het park was ontspannend. (Hint: Zelfstandig naamwoord van het werkwoord ‘wandelen’)