Oefening 1: Perfecte vormen herkennen en gebruiken
2. Wij *hebben* het boek al gelezen. (Hint: Gebruik de voltooid tegenwoordige tijd van lezen)
3. De leraar *legde* de grammatica duidelijk uit. (Hint: Gebruik de verleden tijd van uitleggen)
4. Zij *maakte* een mooie tekening. (Hint: Gebruik de verleden tijd van maken)
5. Ik *deed* mijn huiswerk afgelopen week. (Hint: Gebruik de verleden tijd van doen)
6. Jij *sprak* vloeiend Arabisch tijdens de les. (Hint: Gebruik de verleden tijd van spreken)
7. We *zagen* de zonsondergang gisterenavond. (Hint: Gebruik de verleden tijd van zien)
8. De student *studeerde* hard voor het examen. (Hint: Gebruik de verleden tijd van studeren)
9. Hij *kocht* een nieuw boek in de winkel. (Hint: Gebruik de verleden tijd van kopen)
10. Zij *vertelde* een interessant verhaal. (Hint: Gebruik de verleden tijd van vertellen)
Oefening 2: Imperfecte vormen herkennen en gebruiken
2. Zij *leest* vaak Arabische poëzie. (Hint: Gebruik de onvoltooide tegenwoordige tijd van lezen)
3. Wij *uitleggen* de grammatica tijdens de les. (Hint: Gebruik de onvoltooide tegenwoordige tijd van uitleggen)
4. Jij *maakt* altijd mooie tekeningen. (Hint: Gebruik de onvoltooide tegenwoordige tijd van maken)
5. Hij *doet* zijn huiswerk elke avond. (Hint: Gebruik de onvoltooide tegenwoordige tijd van doen)
6. De student *spreekt* Arabisch in de klas. (Hint: Gebruik de onvoltooide tegenwoordige tijd van spreken)
7. We *zien* vaak de zonsondergang vanaf het balkon. (Hint: Gebruik de onvoltooide tegenwoordige tijd van zien)
8. Zij *studeren* elke dag voor het examen. (Hint: Gebruik de onvoltooide tegenwoordige tijd van studeren)
9. Ik *koop* meestal boeken online. (Hint: Gebruik de onvoltooide tegenwoordige tijd van kopen)
10. Jij *vertelt* interessante verhalen aan vrienden. (Hint: Gebruik de onvoltooide tegenwoordige tijd van vertellen)