Oefening 1: Onbepaalde voornaamwoorden in eenvoudige zinnen
2. En nähnyt *ketään* eilen illalla. (Hint: Gebruik het woord voor “niemand” in de accusatief.)
3. Haluatko juoda *jotain*? (Hint: Gebruik het woord voor “iets” als object van drinken.)
4. Emme löytäneet *mitään* kadulta. (Hint: Gebruik het woord voor “niets” in de partitiev.)
5. *Jotkut* ihmiset tykkäävät kahvista. (Hint: Gebruik het woord voor “sommige” mensen.)
6. En tunne *kukaan* tässä kaupungissa. (Hint: Gebruik het woord voor “niemand” als onderwerp.)
7. Onko sinulla *jotakin* tärkeää kerrottavaa? (Hint: Gebruik het woord voor “iets” in de partitiev.)
8. *Ei kukaan* vastannut puhelimeen. (Hint: Gebruik het woord voor “niemand” in een negatieve zin.)
9. Haluan ostaa *jotakin* uutta. (Hint: Gebruik het woord voor “iets” als object van kopen.)
10. *Joku* soittaa ovea, mene avaamaan! (Hint: Gebruik het woord voor “iemand” als onderwerp.)
Oefening 2: Onbepaalde voornaamwoorden in vragen en ontkenningen
2. En halua syödä *mitään* nyt. (Hint: Gebruik het woord voor “niets” in de partitiev.)
3. Onko täällä *jotain* hyvää syötävää? (Hint: Gebruik het woord voor “iets” in een vraag.)
4. En kuullut *ketään* tulevan. (Hint: Gebruik het woord voor “niemand” als object in de verleden tijd.)
5. *Jotkut* lapset leikkivät pihalla. (Hint: Gebruik het woord voor “sommige” als onderwerp.)
6. Etkö tunne *ketään* uudessa työpaikassa? (Hint: Gebruik het woord voor “iemand” in een negatieve vraag.)
7. Haluan puhua *jonkun* kanssa. (Hint: Gebruik het woord voor “iemand” in de genitief.)
8. Emme löytäneet *mitään* kadulta. (Hint: Gebruik het woord voor “niets” als object van zoeken.)
9. Onko sinulla *jotakin* uutta kerrottavaa? (Hint: Gebruik het woord voor “iets” als onderwerp in een vraag.)
10. *Ei kukaan* tullut juhliin. (Hint: Gebruik het woord voor “niemand” in een ontkennende zin.)