Vergelijkende trap van bijvoeglijke naamwoorden
2. Mijn huis is *groter* dan jouw appartement. (Vergelijking van grootte)
3. Haar tas is *lichter* dan de mijne. (Vergelijking van gewicht)
4. Het boek is *interessanter* dan de film. (Vergelijking van interesse)
5. Deze kamer is *kouder* dan de andere kamer. (Vergelijking van temperatuur)
6. De test was *makkelijker* dan ik had verwacht. (Vergelijking van moeilijkheid)
7. Zijn antwoord was *duidelijker* dan dat van haar. (Vergelijking van duidelijkheid)
8. Deze appel is *zoeter* dan die peer. (Vergelijking van smaak)
9. De nieuwe computer is *duurder* dan de oude. (Vergelijking van prijs)
10. Het weer vandaag is *slechter* dan gisteren. (Vergelijking van kwaliteit)
Vergelijkende trap van bijwoorden
2. Ik werk *harder* dan vorig jaar. (Vergelijking van inzet)
3. Hij spreekt *duidelijker* dan zijn collega. (Vergelijking van spreken)
4. De kinderen spelen *langer* buiten dan gisteren. (Vergelijking van duur)
5. Jij zingt *beter* dan ik. (Vergelijking van kwaliteit)
6. Wij reizen *vaker* naar het buitenland dan zij. (Vergelijking van frequentie)
7. De trein rijdt *sneller* dan de bus. (Vergelijking van snelheid vervoermiddel)
8. Zij reageert *minder snel* dan haar vriend. (Vergelijking van snelheid in reactie)
9. Hij leest *zorgvuldiger* dan zijn zus. (Vergelijking van aandacht)
10. Jij werkt *efficiënter* dan ik dacht. (Vergelijking van efficiëntie)