Oefening 1: Tegenwoordige conjunctief in wensen
2. Moge zij *vindt* wat ze zoekt. (Hint: Gebruik de conjunctiefvorm van ‘vinden’.)
3. Het is belangrijk dat jij *wees* voorzichtig. (Hint: Gebruik de conjunctiefvorm van ‘zijn’ in de tegenwoordige tijd.)
4. Ik wens dat hij *ga* morgen vroeg naar huis. (Hint: Gebruik de conjunctiefvorm van ‘gaan’.)
5. Dat zij *neemt* de juiste beslissing. (Hint: Gebruik de conjunctiefvorm van ‘nemen’.)
6. Moge het weer *word* beter volgend weekend. (Hint: Gebruik de conjunctiefvorm van ‘worden’.)
7. Ik hoop dat hij *doe* zijn best op school. (Hint: Gebruik de conjunctiefvorm van ‘doen’.)
8. Dat je *krijg* veel succes met je examen. (Hint: Gebruik de conjunctiefvorm van ‘krijgen’.)
9. Moge zij *blijft* gezond en gelukkig. (Hint: Gebruik de conjunctiefvorm van ‘blijven’.)
10. Ik wens dat hij *spreek* duidelijk tijdens de vergadering. (Hint: Gebruik de conjunctiefvorm van ‘spreken’.)
Oefening 2: Tegenwoordige conjunctief bij bevelen en mogelijkheden
2. Moge zij *helpt* waar ze kan. (Hint: Gebruik de conjunctiefvorm van ‘helpen’.)
3. Ik eis dat jij *doe* je huiswerk op tijd. (Hint: Gebruik de conjunctiefvorm van ‘doen’.)
4. Laat hem *praat* met de directeur. (Hint: Gebruik de conjunctiefvorm van ‘praten’.)
5. Het is wenselijk dat zij *gaat* naar de vergadering. (Hint: Gebruik de conjunctiefvorm van ‘gaan’.)
6. Moge iedereen *weet* wat te doen in deze situatie. (Hint: Gebruik de conjunctiefvorm van ‘weten’.)
7. Ik vraag dat hij *komt* zonder te laat te zijn. (Hint: Gebruik de conjunctiefvorm van ‘komen’.)
8. Het is cruciaal dat jij *blijft* kalm. (Hint: Gebruik de conjunctiefvorm van ‘blijven’.)
9. Zorg dat zij *neemt* de juiste documenten mee. (Hint: Gebruik de conjunctiefvorm van ‘nemen’.)
10. Moge hij *heeft* succes met zijn presentatie. (Hint: Gebruik de conjunctiefvorm van ‘hebben’.)