Oefening 1: Tegenwoordige conjunctief in wensen en bevelen
2. Det är viktigt att du *är* ärlig. (Gebruik de conjunctief van “vara” voor een noodzakelijke eigenschap)
3. Hon kräver att vi *gör* våra läxor. (Gebruik de conjunctief van “göra” om een eis aan te geven)
4. Läraren vill att eleverna *läser* boken noggrant. (Gebruik de conjunctief van “läsa” bij een bevel of wens)
5. Jag föreslår att vi *tar* en paus nu. (Gebruik de conjunctief van “ta” om een voorstel te doen)
6. Det är viktigt att han *vet* sanningen. (Gebruik de conjunctief van “veta” om een noodzakelijkheid te benadrukken)
7. Hon önskar att hennes bror *skriver* ett brev. (Gebruik de conjunctief van “skriva” om een wens uit te drukken)
8. Jag rekommenderar att du *går* till läkaren. (Gebruik de conjunctief van “gå” als advies)
9. De bad att vi *hjälper* dem med flytten. (Gebruik de conjunctief van “hjälpa” om een verzoek weer te geven)
10. Det är nödvändigt att hon *får* vila. (Gebruik de conjunctief van “få” om noodzaak uit te drukken)
Oefening 2: Tegenwoordige conjunctief in twijfel en mogelijkheden
2. Det är möjligt att hon *kommer* imorgon. (Gebruik de conjunctief van “komma” om mogelijkheid uit te drukken)
3. Om jag *vore* rik, skulle jag resa mer. (Gebruik de conjunctief van “vara” in een hypothetische situatie)
4. Jag önskar att det *inte regnar* idag. (Gebruik de conjunctief van “regna” om wens te uiten over het weer)
5. Det kan hända att vi *får* besök senare. (Gebruik de conjunctief van “få” om mogelijkheid aan te geven)
6. Jag hoppas att hon *förstår* situationen. (Gebruik de conjunctief van “förstå” om hoop uit te drukken)
7. Det är osannolikt att de *går* ut ikväll. (Gebruik de conjunctief van “gå” om twijfel te tonen)
8. Om han *har* tid, hjälper han gärna. (Gebruik de conjunctief van “ha” in een voorwaardelijke zin)
9. Jag önskar att du *tar* hand om dig själv. (Gebruik de conjunctief van “ta” als wens of advies)
10. Kanske hon *kommer* att lyckas. (Gebruik de conjunctief van “komma” om mogelijkheid te suggereren)