Oefening 1: Vragende woorden invullen
1. ?*מתי* אתה בא לבית הספר (Hint: vraagwoord voor tijd)
2. ?*מה* אתה אוכל לארוחת בוקר (Hint: vraagwoord voor “wat”)
3. ?*מי* קורא את הספר הזה (Hint: vraagwoord voor “wie”)
4. ?*איפה* הספר שלי נמצא (Hint: vraagwoord voor plaats)
5. ?*למה* אתה עצוב היום (Hint: vraagwoord voor “waarom”)
6. ?*כמה* תפוחים יש בקערה (Hint: vraagwoord voor hoeveelheid)
7. ?*איך* אתה מגיע לבית הספר (Hint: vraagwoord voor “hoe”)
8. ?*איזה* צבע אתה אוהב (Hint: vraagwoord voor keuze of soort)
9. ?*מי* רוצה לשחק כדורגל (Hint: vraagwoord voor “wie”)
10. ?*מה* הזמן עכשיו (Hint: vraagwoord voor “wat”)
2. ?*מה* אתה אוכל לארוחת בוקר (Hint: vraagwoord voor “wat”)
3. ?*מי* קורא את הספר הזה (Hint: vraagwoord voor “wie”)
4. ?*איפה* הספר שלי נמצא (Hint: vraagwoord voor plaats)
5. ?*למה* אתה עצוב היום (Hint: vraagwoord voor “waarom”)
6. ?*כמה* תפוחים יש בקערה (Hint: vraagwoord voor hoeveelheid)
7. ?*איך* אתה מגיע לבית הספר (Hint: vraagwoord voor “hoe”)
8. ?*איזה* צבע אתה אוהב (Hint: vraagwoord voor keuze of soort)
9. ?*מי* רוצה לשחק כדורגל (Hint: vraagwoord voor “wie”)
10. ?*מה* הזמן עכשיו (Hint: vraagwoord voor “wat”)
Oefening 2: Maak de vragende zin compleet
1. ?אתה *רוצה* לשתות מים (Hint: werkwoord dat “willen” betekent)
2. ?הם *לומדים* בבית הספר (Hint: werkwoord dat “leren/studeren” betekent)
3. ?היא *יודעת* את התשובה (Hint: werkwoord dat “weten” betekent)
4. ?את *מדבר* עברית טוב (Hint: werkwoord dat “spreken” betekent)
5. ?הם *עובדים* במשרד (Hint: werkwoord dat “werken” betekent)
6. ?אתה *אוהב* לקרוא ספרים (Hint: werkwoord dat “houden van” betekent)
7. ?הילדים *משחקים* בפארק (Hint: werkwoord dat “spelen” betekent)
8. ?אני *כותב* מכתב (Hint: werkwoord dat “schrijven” betekent)
9. ?היא *נוסעת* לאוטובוס (Hint: werkwoord dat “reizen/gaan” betekent)
10. ?אתם *רואים* את הסרט (Hint: werkwoord dat “zien” betekent)
2. ?הם *לומדים* בבית הספר (Hint: werkwoord dat “leren/studeren” betekent)
3. ?היא *יודעת* את התשובה (Hint: werkwoord dat “weten” betekent)
4. ?את *מדבר* עברית טוב (Hint: werkwoord dat “spreken” betekent)
5. ?הם *עובדים* במשרד (Hint: werkwoord dat “werken” betekent)
6. ?אתה *אוהב* לקרוא ספרים (Hint: werkwoord dat “houden van” betekent)
7. ?הילדים *משחקים* בפארק (Hint: werkwoord dat “spelen” betekent)
8. ?אני *כותב* מכתב (Hint: werkwoord dat “schrijven” betekent)
9. ?היא *נוסעת* לאוטובוס (Hint: werkwoord dat “reizen/gaan” betekent)
10. ?אתם *רואים* את הסרט (Hint: werkwoord dat “zien” betekent)
