Tidigare perfekta konjunktivövningar – Övning 1
2. Ik wou dat zij *had gedaan* haar huiswerk op tijd. (Använd tidigare perfekt konjunktiv av ”doen”)
3. Als wij *waren gegaan* naar het feest, hadden we veel plezier gehad. (Använd tidigare perfekt konjunktiv av ”gaan”)
4. Hij zei dat hij *had gelezen* het boek al. (Använd tidigare perfekt konjunktiv av ”lezen”)
5. Als jij *had geluisterd* naar mijn advies, was alles anders geweest. (Använd tidigare perfekt konjunktiv av ”luisteren”)
6. Ik dacht dat zij *had gesproken* met de leraar gisteren. (Använd tidigare perfekt konjunktiv av ”spreken”)
7. Als jullie *waren gekomen* eerder, hadden we samen kunnen eten. (Använd tidigare perfekt konjunktiv av ”komen”)
8. Hij wenste dat hij *had gekocht* die auto toen hij de kans had. (Använd tidigare perfekt konjunktiv av ”kopen”)
9. Ik hoopte dat zij *had gevonden* het antwoord op de vraag. (Använd tidigare perfekt konjunktiv av ”vinden”)
10. Als zij *had gezwegen*, zou er geen ruzie zijn geweest. (Använd tidigare perfekt konjunktiv av ”zwijgen”)
Tidigare perfekta konjunktivövningar – Övning 2
2. Ik zou blij zijn geweest als jij *was gebleven* tot het einde. (Använd tidigare perfekt konjunktiv av ”blijven”)
3. Zij zei dat ze *had geleerd* voor de toets. (Använd tidigare perfekt konjunktiv av ”leren”)
4. Als wij *waren vertrokken* eerder, hadden we de trein gehaald. (Använd tidigare perfekt konjunktiv av ”vertrekken”)
5. Hij had gewild dat zij *had geholpen* met het project. (Använd tidigare perfekt konjunktiv av ”helpen”)
6. Ik geloofde niet dat hij *had gezien* het ongeluk. (Använd tidigare perfekt konjunktiv av ”zien”)
7. Als jij *had gekozen* voor een andere route, was je niet te laat gekomen. (Använd tidigare perfekt konjunktiv av ”kiezen”)
8. Zij dachten dat hij *had verloren* het spel. (Använd tidigare perfekt konjunktiv av ”verliezen”)
9. Ik wou dat wij *waren gebleven* langer op vakantie. (Använd tidigare perfekt konjunktiv av ”blijven”)
10. Als jij *had gestopt* met roken, zou je gezonder zijn geweest. (Använd tidigare perfekt konjunktiv av ”stoppen”)