Exercício 1: Complete com o futuro perfeito usando “zullen” + particípio passado
2. Over een jaar *zullen* wij het huis *verkocht hebben* (ação que estará completa).
3. Jij *zult* de brief *geschreven hebben* voordat hij terugkomt (tempo futuro perfeito).
4. Zij *zal* het examen *gemaakt hebben* voor de zomer (ação futura concluída).
5. Wij *zullen* de taak *afgerond hebben* tegen die tijd (uso do futuro perfeito).
6. Jullie *zullen* het project *gepresenteerd hebben* volgende week (expressar ação futura finalizada).
7. De kinderen *zullen* al naar bed *gegaan zijn* als wij thuis komen (ação futura completa).
8. Ik *zal* mijn huiswerk *afgemaakt hebben* voor het avondeten (ação completa no futuro).
9. Hij *zal* de auto *gerepareerd hebben* voordat het weekend begint (futuro perfeito).
10. Zij *zullen* de afspraak *bevestigd hebben* voor morgenmiddag (ação futura já terminada).
Exercício 2: Identifique e corrija o futuro perfeito nas frases
2. Jij *zult* je kamer *opgeruimd hebben* voor het feest (confirmação do futuro perfeito).
3. Wij *zullen* het rapport *geschreven hebben* tegen het einde van de dag (uso do particípio passado).
4. Hij *zal* de brief *gestuurd hebben* voordat de post sluit (tempo futuro concluído).
5. Zij *zullen* het probleem *opgelost hebben* wanneer jij terugkomt (ação futura terminada).
6. Jullie *zullen* de film *gekeken hebben* als ik arriveer (expressão do futuro perfeito).
7. Ik *zal* mijn jas *gevonden hebben* voordat het regent (verbo no futuro perfeito).
8. De leraar *zal* alle toetsen *gecorrigeerd hebben* morgenmiddag (ação completa no futuro).
9. Wij *zullen* het cadeau *ingepakt hebben* voor het feest begint (uso correto do futuro perfeito).
10. Hij *zal* al zijn werk *afgemaakt hebben* voordat hij op vakantie gaat (ação terminada no futuro).