Het leren van een nieuwe taal kan een uitdagende maar lonende ervaring zijn. Een van de beste manieren om een taal te leren, is door dagelijks gebruikte zinnen te leren en te oefenen. In dit artikel bespreken we enkele veelvoorkomende Azerbeidzjaanse zinnen en woorden die je in het dagelijks leven kunt gebruiken. Dit zal je helpen om je vocabulaire uit te breiden en beter te communiceren in het Azerbeidzjaans.
Groeten en beleefdheidsuitdrukkingen
Salam – Hallo
Dit is de meest voorkomende manier om iemand te begroeten in het Azerbeidzjaans.
Salam, necəsən?
(Hallo, hoe gaat het met je?)
HÉ™r vaxtınız xeyir – Goedendag
Een formele manier om iemand gedurende de dag te begroeten.
Hər vaxtınız xeyir, cənab!
(Goedendag, meneer!)
Sabahınız xeyir – Goedemorgen
Deze zin gebruik je om iemand ’s ochtends te begroeten.
Sabahınız xeyir, ana!
(Goedemorgen, moeder!)
AxÅŸamınız xeyir – Goedenavond
Gebruik deze zin om iemand ’s avonds te begroeten.
Axşamınız xeyir, dostum!
(Goedenavond, vriend!)
SaÄŸ olun – Dank u
Een beleefde manier om iemand te bedanken.
Sağ olun, köməyiniz üçün!
(Dank u voor uw hulp!)
Buyurun – Alstublieft
Gebruik deze zin wanneer je iets aan iemand geeft.
Buyurun, çayınız.
(Alstublieft, uw thee.)
Vragen en antwoorden
NecÉ™sÉ™n? – Hoe gaat het met je?
Een gebruikelijke vraag om te informeren naar iemands welzijn.
Necəsən? Uzun müddətdir görmürəm.
(Hoe gaat het met je? Ik heb je lang niet gezien.)
Yaxşıyam – Het gaat goed
Een eenvoudig antwoord op de vraag “Hoe gaat het met je?”
Yaxşıyam, təşəkkürlər.
(Het gaat goed, dank je.)
NÉ™ vaxt? – Wanneer?
Gebruik deze vraag om naar de tijd van een gebeurtenis te vragen.
Nə vaxt görüşürük?
(Wanneer ontmoeten we elkaar?)
Harada? – Waar?
Gebruik deze vraag om naar de locatie van iets te vragen.
Harada görüşürük?
(Waar ontmoeten we elkaar?)
Neçə? – Hoeveel?
Een vraag om naar de hoeveelheid van iets te vragen.
Neçə alma istəyirsən?
(Hoeveel appels wil je?)
NiyÉ™? – Waarom?
Gebruik deze vraag om naar de reden van iets te vragen.
Niyə gəlmədin?
(Waarom ben je niet gekomen?)
Dagelijkse activiteiten
YemÉ™k – Eten
Dit woord gebruik je om te praten over het eten.
Yemək bişirmək istəyirəm.
(Ik wil eten koken.)
İçmÉ™k – Drinken
Dit woord gebruik je om te praten over drinken.
Su içmək lazımdır.
(Je moet water drinken.)
Oxumaq – Lezen
Dit woord gebruik je om te praten over lezen.
Kitab oxumaq xoşuma gəlir.
(Ik hou van lezen.)
Yazmaq – Schrijven
Dit woord gebruik je om te praten over schrijven.
Məktub yazmaq istəyirəm.
(Ik wil een brief schrijven.)
GörmÉ™k – Zien
Dit woord gebruik je om te praten over zien.
Dənizi görmək istəyirəm.
(Ik wil de zee zien.)
GÉ™zmÉ™k – Wandelen
Dit woord gebruik je om te praten over wandelen.
Parkda gəzmək xoşuma gəlir.
(Ik hou van wandelen in het park.)
Familie en relaties
AilÉ™ – Familie
Dit woord gebruik je om over je familie te praten.
Ailəmlə vaxt keçirməyi sevirəm.
(Ik hou ervan om tijd door te brengen met mijn familie.)
Valideyn – Ouder
Dit woord gebruik je om over ouders te praten.
Valideynlərim çox yaxşı insanlardır.
(Mijn ouders zijn hele goede mensen.)
UÅŸaq – Kind
Dit woord gebruik je om over kinderen te praten.
Uşaqlar parkda oynayırlar.
(De kinderen spelen in het park.)
QardaÅŸ – Broer
Dit woord gebruik je om over broers te praten.
Qardaşım həkimdir.
(Mijn broer is een dokter.)
Bacı – Zus
Dit woord gebruik je om over zussen te praten.
Bacım müəllimdir.
(Mijn zus is een lerares.)
Dost – Vriend
Dit woord gebruik je om over vrienden te praten.
Dostlarımla görüşməyi sevirəm.
(Ik hou ervan om mijn vrienden te ontmoeten.)
Werk en school
Ä°ÅŸ – Werk
Dit woord gebruik je om over werk te praten.
İşim çox maraqlıdır.
(Mijn werk is heel interessant.)
Ofis – Kantoor
Dit woord gebruik je om over een kantoor te praten.
Ofisdə işləyirəm.
(Ik werk op een kantoor.)
RÉ™hbÉ™r – Manager
Dit woord gebruik je om over een manager te praten.
Rəhbərim çox tələbkardır.
(Mijn manager is heel veeleisend.)
MÉ™ktÉ™b – School
Dit woord gebruik je om over school te praten.
Məktəbə getməyi sevirəm.
(Ik hou ervan om naar school te gaan.)
Müəllim – Leraar
Dit woord gebruik je om over een leraar te praten.
Müəllimimiz çox yaxşıdır.
(Onze leraar is heel goed.)
TÉ™lÉ™bÉ™ – Student
Dit woord gebruik je om over een student te praten.
Mən tələbəyəm.
(Ik ben een student.)
Nuttige zinnen
ZÉ™hmÉ™t olmasa – Alsjeblieft
Gebruik deze zin wanneer je iets beleefd vraagt.
Zəhmət olmasa, mənə su ver.
(Alsjeblieft, geef me wat water.)
Bağışlayın – Sorry
Gebruik deze zin om je excuses aan te bieden.
Bağışlayın, gecikdim.
(Sorry, ik ben te laat.)
BaÅŸa düşmürÉ™m – Ik begrijp het niet
Gebruik deze zin wanneer je iets niet begrijpt.
Başa düşmürəm, zəhmət olmasa təkrar edin.
(Ik begrijp het niet, herhaal het alsjeblieft.)
Hara gedirÉ™m? – Waar ga ik heen?
Gebruik deze zin om naar je bestemming te vragen.
Hara gedirəm? Mən yolu itirmişəm.
(Waar ga ik heen? Ik ben de weg kwijt.)
NÉ™ qÉ™dÉ™rdir? – Hoeveel kost het?
Gebruik deze zin om naar de prijs van iets te vragen.
Bu nə qədərdir?
(Hoeveel kost dit?)
KömÉ™k edin – Help me
Gebruik deze zin wanneer je hulp nodig hebt.
Zəhmət olmasa, kömək edin.
(Help me alsjeblieft.)
Door deze zinnen en woorden te leren en regelmatig te oefenen, zul je merken dat je beter in staat bent om in het Azerbeidzjaans te communiceren. Onthoud dat consistent oefenen en het toepassen van wat je hebt geleerd in dagelijkse gesprekken de sleutel zijn tot taalbeheersing. Veel succes met je taalleeravontuur!