In de Engelse taal worden de constructies ‘wish’ en ‘if only’ gebruikt om een verlangen of een onmogelijke situatie te uiten die anders is dan de werkelijkheid. Deze constructies horen bij het onderdeel conditionals, en het is belangrijk om te weten hoe je ze correct gebruikt. In deze oefeningen ga je oefenen met verschillende zinnen waar je ‘wish’ of ‘if only’ moet invullen. Dit zal je helpen om deze uitdrukkingen beter onder de knie te krijgen.
De oefeningen zijn gericht op het juiste gebruik van ‘wish’ en ‘if only’ in verscheidene tijden. Het is essentieel om de juiste constructie te kiezen, afhankelijk van de context van de zin om jouw wensen en onmogelijkheden goed uit te kunnen drukken in het Engels. Volg de aanwijzingen bij de zinnen voor de juiste vorm en verbeter je vaardigheden in het gebruik van de Engelse taal.
Oefening 1: ‘Wish’ en ‘If only’ in de tegenwoordige tijd
I *wish* (wish) I had a bigger house.
If only I *were* (be) taller.
I wish I *could* (can) speak Spanish fluently.
If only I *had* (have) more time to travel.
I wish you *would* (will) stop making that noise.
She wishes she *lived* (live) closer to her work.
He wishes he *didn’t have* (not have) to work on weekends.
If only it *weren’t* (not be) raining right now.
I wish my parents *understood* (understand) me better.
If only our team *played* (play) better, we could win the championship.
We wish the food *was* (be) a bit spicier.
If only I *knew* (know) how to fix this computer.
She wishes her brother *would visit* (visit) her more often.
If only I *could afford* (afford) a new car.
I wish we *didn’t live* (not live) so far from each other.
Oefening 2: ‘Wish’ en ‘If only’ in de verleden tijd
I wish I *had gone* (go) to the party last night.
If only I *had been* (be) honest with her.
He wishes he *had studied* (study) harder for the exam.
She wishes she *had taken* (take) more photos on her trip.
I wish we *hadn’t spent* (not spend) all our savings.
If only you *had listened* (listen) to my advice.
We wish we *had stayed* (stay) at the beach longer.
If only I *had known* (know) about the traffic jam earlier.
She wishes she *hadn’t missed* (not miss) the concert.
He wishes he *had brought* (bring) an umbrella.
If only we *had seen* (see) each other yesterday.
I wish you *hadn’t told* (not tell) John about the surprise.
She wishes she *could have gone* (can go) with us.
If only they *hadn’t left* (not leave) the party early.
I wish my friend *hadn’t been* (not be) sick on his birthday.