De Japanse taal is rijk aan nuances en heeft een uitgebreid systeem van tijdgerelateerde woordenschat. Voor taalstudenten kan het begrijpen van deze termen een aanzienlijke uitdaging zijn, maar het is essentieel voor een vloeiende communicatie. In dit artikel zullen we de verschillende aspecten van tijdgerelateerde woordenschat in de Japanse taal verkennen, van de basis tot de meer geavanceerde termen en uitdrukkingen.
Laten we beginnen met de basis. De fundamentele termen voor tijd in het Japans zijn eenvoudig, maar het is belangrijk om ze goed te begrijpen en te onthouden.
– ไป (ima) – Nu
– ๆจๆฅ (kinou) – Gisteren
– ไปๆฅ (kyou) – Vandaag
– ๆๆฅ (ashita) – Morgen
– ๆ้ (jikan) – Tijd
Deze woorden zijn cruciaal voor dagelijkse gesprekken. Bijvoorbeeld, als je wilt vragen wat de tijd is, zeg je: ไปไฝๆใงใใ๏ผ (Ima nanji desu ka?), wat betekent “Hoe laat is het nu?”
Net als in het Nederlands, heeft het Japans specifieke woorden voor de dagen van de week. Hier zijn ze:
– ๆๆๆฅ (getsuyoubi) – Maandag
– ็ซๆๆฅ (kayoubi) – Dinsdag
– ๆฐดๆๆฅ (suiyoubi) – Woensdag
– ๆจๆๆฅ (mokuyoubi) – Donderdag
– ้ๆๆฅ (kinโyoubi) – Vrijdag
– ๅๆๆฅ (doyoubi) – Zaterdag
– ๆฅๆๆฅ (nichiyoubi) – Zondag
Deze woorden worden vaak gebruikt in combinatie met andere tijdgerelateerde woorden om specifieke dagen aan te duiden. Bijvoorbeeld, ๆฅ้ฑใฎๆๆๆฅ (raishuu no getsuyoubi) betekent “volgende week maandag.”
De maanden in het Japans zijn eenvoudig te leren omdat ze eenvoudigweg de getallen รฉรฉn tot en met twaalf volgen, met het woord ๆ (gatsu) aan het einde. Hier zijn de maanden:
– ไธๆ (ichigatsu) – Januari
– ไบๆ (nigatsu) – Februari
– ไธๆ (sangatsu) – Maart
– ๅๆ (shigatsu) – April
– ไบๆ (gogatsu) – Mei
– ๅ
ญๆ (rokugatsu) – Juni
– ไธๆ (shichigatsu) – Juli
– ๅ
ซๆ (hachigatsu) – Augustus
– ไนๆ (kugatsu) – September
– ๅๆ (juugatsu) – Oktober
– ๅไธๆ (juuichigatsu) – November
– ๅไบๆ (juunigatsu) – December
Dit systeem maakt het makkelijk om de maanden te onthouden, vooral als je al bekend bent met de Japanse getallen.
Naast de dagen van de week en de maanden, heeft het Japans ook specifieke termen voor jaren en seizoenen.
– ๅนด (toshi/nen) – Jaar
– ๆฅ (haru) – Lente
– ๅค (natsu) – Zomer
– ็ง (aki) – Herfst
– ๅฌ (fuyu) – Winter
Om een specifiek jaar aan te duiden, gebruik je het jaartal gevolgd door ๅนด (nen). Bijvoorbeeld, 2023ๅนด (nisen nijuu san nen) betekent “het jaar 2023.”
Voor specifieke datums gebruik je het getal gevolgd door ๆฅ (nichi). Bijvoorbeeld, 7ๆ14ๆฅ (shichigatsu juuyokka) betekent “14 juli.”
Nu we de basis hebben behandeld, laten we enkele geavanceerdere termen en uitdrukkingen verkennen die nuttig kunnen zijn voor gevorderde studenten.
Het begrijpen van hoe vaak iets gebeurt of hoe lang iets duurt is belangrijk in elke taal. Hier zijn enkele nuttige termen:
– ๆฏๆฅ (mainichi) – Elke dag
– ๆฏ้ฑ (maishuu) – Elke week
– ๆฏๆ (maitsuki) – Elke maand
– ๆฏๅนด (maitoshi) – Elk jaar
– ๆ้ (jikan) – Uur
– ๅ (fun) – Minuut
– ็ง (byou) – Seconde
Bijvoorbeeld, als je wilt zeggen “Ik studeer elke dag Japans,” zeg je: ็งใฏๆฏๆฅๆฅๆฌ่ชใๅๅผทใใพใ (Watashi wa mainichi nihongo o benkyou shimasu).
Het spreken over het verleden, het heden en de toekomst vereist specifieke termen en vervoegingen. Hier zijn enkele basiswoorden:
– ้ๅป (kako) – Verleden
– ็พๅจ (genzai) – Heden
– ๆชๆฅ (mirai) – Toekomst
Om te zeggen “In het verleden,” gebruik je ้ๅปใซ (kako ni), en voor “In de toekomst,” gebruik je ๆชๆฅใซ (mirai ni).
Soms moet je heel precies zijn over de tijd. Hier zijn enkele specifieke tijdsaanduidingen:
– ๅๅ (gozen) – Ochtend (AM)
– ๅๅพ (gogo) – Middag (PM)
– ๆ (asa) – Ochtend
– ๆผ (hiru) – Middag
– ๅคๆน (yuugata) – Avond
– ๅค (yoru) – Nacht
Bijvoorbeeld, “8 uur ’s ochtends” is ๅๅ8ๆ (gozen hachi ji) en “2 uur ’s middags” is ๅๅพ2ๆ (gogo ni ji).
Het begrijpen van de woorden is รฉรฉn ding, maar het correct gebruiken in context is een ander verhaal. Hier zijn enkele voorbeelden van hoe tijdgerelateerde woordenschat in zinnen wordt gebruikt.
– ไป้ฑใฎ้ๆๆฅ (konshuu no kinyoubi) – Deze vrijdag
– ๅ
ๆ (sengetsu) – Vorige maand
– ๆฅๅนด (rainen) – Volgend jaar
– ไธๅนดๅ (sannen mae) – Drie jaar geleden
– ๅๅนด (hantoshi) – Een half jaar
Laten we enkele voorbeeldzinnen bekijken:
1. ็งใฏๅ
้ฑๆ ็ปใ่ฆใพใใ (Watashi wa senshuu eiga o mimashita) – Ik heb vorige week een film gezien.
2. ๆฅๅนดๆฅๆฌใซ่กใใพใ (Rainen Nihon ni ikimasu) – Ik ga volgend jaar naar Japan.
3. ๅๅนด้ๆฅๆฌ่ชใๅๅผทใใพใใ (Hantoshi-kan nihongo o benkyou shimashita) – Ik heb zes maanden Japans gestudeerd.
De Japanse cultuur heeft een diepe invloed op de taal, en dit geldt ook voor tijdgerelateerde woorden en uitdrukkingen. Bijvoorbeeld, de manier waarop tijd wordt waargenomen en besproken kan verschillen van de Westerse cultuur.
In Japan hecht men veel waarde aan stiptheid. Het op tijd komen voor afspraken is een teken van respect. Daarom zijn termen zoals ๆ้ๅณๅฎ (jikan genshu), wat “nauwkeurig op tijd” betekent, belangrijk in de Japanse cultuur.
Bovendien zijn er specifieke termen voor verschillende periodes van de dag die in de Japanse cultuur worden gebruikt, zoals ๆใ้ฃฏ (asagohan) voor ontbijt, wat letterlijk “ochtend rijst” betekent.
Het beheersen van tijdgerelateerde woordenschat in het Japans is essentieel voor effectieve communicatie. Van de basisbegrippen tot de meer geavanceerde termen, elk aspect draagt bij aan een beter begrip van de taal en cultuur. Door deze woorden en uitdrukkingen regelmatig te oefenen en in context te gebruiken, kun je je Japanse taalvaardigheden aanzienlijk verbeteren.
Het is belangrijk om te onthouden dat taal leren een continu proces is. Blijf oefenen, blijf nieuwsgierig en wees niet bang om fouten te maken. Succes met je studie van de Japanse taal!
Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.