Ests is een fascinerende taal met een rijke geschiedenis en unieke grammaticale structuur. Als je op het A2-niveau bent, heb je al een basiskennis van de taal en ben je klaar om je woordenschat uit te breiden. In dit artikel bespreken we enkele van de belangrijkste Estse woorden die je moet kennen om je taalvaardigheid naar een hoger niveau te tillen.
Dagelijkse woorden en uitdrukkingen
Een van de eerste stappen in het leren van een nieuwe taal is het onder de knie krijgen van dagelijkse woorden en uitdrukkingen. Deze zijn essentieel voor eenvoudige gesprekken en basisinteracties.
Tere – Hallo
Dit is een eenvoudige en veelgebruikte begroeting.
Aitäh – Dank je
Dit woord gebruik je om je dankbaarheid te tonen.
Palun – Alsjeblieft
Dit kun je gebruiken zowel bij het geven als bij het ontvangen van iets.
Vabandust – Sorry
Een belangrijk woord om te kennen voor beleefdheid.
Jah en Ei – Ja en Nee
Basiswoorden die je in vrijwel elk gesprek zult gebruiken.
Familie en relaties
Het kennen van woorden die verband houden met familie en relaties is cruciaal, vooral als je over je persoonlijke leven wilt praten.
Isa – Vader
Ema – Moeder
Vend – Broer
Õde – Zus
Perekond – Familie
Sõber – Vriend
Sõbranna – Vriendin
Eten en drinken
Wanneer je in Estland bent, wil je waarschijnlijk iets bestellen in een restaurant of een gesprek voeren over eten en drinken.
Vesi – Water
Kohv – Koffie
Leib – Brood
Piim – Melk
Õun – Appel
Liha – Vlees
Kala – Vis
Salat – Salade
Basiswerkwoorden
Werkwoorden zijn de ruggengraat van elke taal. Hier zijn enkele basiswerkwoorden die je moet kennen.
Olla – Zijn
Tulla – Komen
Minna – Gaan
Teha – Doen
Näha – Zien
Kuulda – Horen
Rääkida – Spreken
Voorbeelden van zinnen met basiswerkwoorden
– Ma tahan minna poodi. (Ik wil naar de winkel gaan.)
– Ta näeb mind. (Hij/zij ziet mij.)
– Me kuuleme muusikat. (Wij horen muziek.)
– Nad räägivad eesti keelt. (Zij spreken Ests.)
Bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden helpen je om dingen te beschrijven en meer details te geven in je gesprekken.
Ilus – Mooi
Suur – Groot
Väike – Klein
Kuum – Heet
Külm – Koud
Hea – Goed
Halb – Slecht
Voorbeelden van zinnen met bijvoeglijke naamwoorden
– See on ilus maja. (Dit is een mooi huis.)
– Tal on suur koer. (Hij/zij heeft een grote hond.)
– Ma joon kuuma kohvi. (Ik drink hete koffie.)
– See vesi on külm. (Dit water is koud.)
Tijd en getallen
Het begrijpen van tijd en getallen is essentieel, vooral wanneer je afspraken maakt of dingen koopt.
Ãœks – Eén
Kaks – Twee
Kolm – Drie
Neli – Vier
Viis – Vijf
Kell – Uur
Minut – Minuut
Päev – Dag
Nädal – Week
Kuu – Maand
Voorbeelden van zinnen met tijd en getallen
– Kell on kolm. (Het is drie uur.)
– Ma olen siin kaks päeva olnud. (Ik ben hier twee dagen geweest.)
– Me kohtume järgmisel nädalal. (We ontmoeten elkaar volgende week.)
Vervoermiddelen
Of je nu in Estland woont of gewoon op bezoek bent, het kennen van woorden die verband houden met vervoer kan erg handig zijn.
Auto – Auto
Buss – Bus
Rong – Trein
Lennuk – Vliegtuig
Jalgratas – Fiets
Sadam – Haven
Jaam – Station
Voorbeelden van zinnen met vervoermiddelen
– Ma lähen tööle autoga. (Ik ga met de auto naar het werk.)
– Kas sa sõidad bussiga? (Reis je met de bus?)
– Nad saabuvad rongiga. (Zij komen met de trein aan.)
Huis en huishouden
Woorden die verband houden met huis en huishouden zijn nuttig voor dagelijkse gesprekken.
Kodu – Huis
Tuba – Kamer
Voodi – Bed
Laud – Tafel
Tool – Stoel
Külmkapp – Koelkast
Ahju – Oven
Voorbeelden van zinnen met huis en huishouden
– Minu kodu on suur. (Mijn huis is groot.)
– Ta magab voodis. (Hij/zij slaapt in het bed.)
– Ma panen toidu külmkappi. (Ik zet het eten in de koelkast.)
Vrije tijd en hobby’s
Praat over je hobby’s en hoe je je vrije tijd doorbrengt met deze woorden.
Raamat – Boek
Film – Film
Muusika – Muziek
Sport – Sport
Jooksmine – Hardlopen
Joonistamine – Tekenen
Kokkamine – Koken
Voorbeelden van zinnen met vrije tijd en hobby’s
– Ma loen raamatut. (Ik lees een boek.)
– Me vaatame filmi. (Wij kijken een film.)
– Ta kuulab muusikat. (Hij/zij luistert naar muziek.)
Gezondheid en welzijn
Het kennen van woorden die verband houden met gezondheid kan erg belangrijk zijn, vooral in noodsituaties.
Arst – Dokter
Apteek – Apotheek
Ravim – Medicijn
Haige – Ziek
Valu – Pijn
Tervis – Gezondheid
Haigla – Ziekenhuis
Voorbeelden van zinnen met gezondheid en welzijn
– Ma pean minema arsti juurde. (Ik moet naar de dokter.)
– Kas teil on ravimeid? (Heeft u medicijnen?)
– Ta on haige. (Hij/zij is ziek.)
Werk en studie
Woorden die verband houden met werk en studie zijn nuttig in professionele en educatieve contexten.
Töö – Werk
Kontor – Kantoor
Kool – School
Õpetaja – Leraar
Õpilane – Leerling
Ãœlikool – Universiteit
Koosolek – Vergadering
Voorbeelden van zinnen met werk en studie
– Ma töötan kontoris. (Ik werk op een kantoor.)
– Ta on kooli õpetaja. (Hij/zij is een leraar op school.)
– Meil on täna koosolek. (Wij hebben vandaag een vergadering.)
Weer en seizoenen
Het weer is een veelvoorkomend gespreksonderwerp. Hier zijn enkele woorden die je kunt gebruiken.
Päike – Zon
Vihm – Regen
Lumi – Sneeuw
Tuul – Wind
Kevad – Lente
Suvi – Zomer
Sügis – Herfst
Talv – Winter
Voorbeelden van zinnen met weer en seizoenen
– Täna paistab päike. (Vandaag schijnt de zon.)
– Homme tuleb vihma. (Morgen gaat het regenen.)
– Talvel sajab palju lund. (In de winter sneeuwt het veel.)
Conclusie
Het leren van een nieuwe taal kost tijd en inspanning, maar door je woordenschat uit te breiden met deze essentiële Estse woorden zul je merken dat je beter in staat bent om gesprekken te voeren en de cultuur te begrijpen. Blijf oefenen, maak gebruik van deze woorden in je dagelijkse gesprekken en je zult zien dat je taalvaardigheid snel vooruit gaat. Veel succes met je studie van de Estse taal!