Een van de eerste dingen die je moet leren in elke taal zijn begroetingen en beleefdheidsuitdrukkingen. Deze vormen de basis van elke conversatie.
– Salam (Hallo): Dit is de meest gebruikelijke manier om iemand te begroeten.
– Sabahınız xeyir (Goedemorgen): Een beleefde manier om iemand in de ochtend te begroeten.
– Axşamınız xeyir (Goedenavond): Gebruik dit om iemand in de avond te begroeten.
– Necəsiniz? (Hoe gaat het met u?): Een veelgebruikte vraag om te informeren naar iemands welzijn.
– Yaxşıyam (Het gaat goed): Een eenvoudig antwoord op de vraag hoe het met je gaat.
– Sağ olun (Dank u): Een beleefde manier om iemand te bedanken.
– Bağışlayın (Pardon/Excuseer me): Gebruik dit om iemand aan te spreken of je te verontschuldigen.
Basisgetallen
Getallen zijn een essentieel onderdeel van elke taal. Ze zijn belangrijk voor het tellen, winkelen, het geven van je telefoonnummer, enzovoort.
– 0: Sıfır
– 1: Bir
– 2: İki
– 3: Üç
– 4: Dörd
– 5: Beş
– 6: Altı
– 7: Yeddi
– 8: Səkkiz
– 9: Doqquz
– 10: On
Enkele veelvoorkomende zelfstandige naamwoorden
Zelfstandige naamwoorden vormen een groot deel van de basiswoordenschat. Hier zijn enkele die vaak voorkomen.
– Ev (Huis): Een van de meest voorkomende woorden.
– Mağaza (Winkel): Belangrijk voor als je gaat winkelen.
– Avtomobil (Auto): Handig om te weten voor transport.
– Məktəb (School): Voor iedereen die een school bezoekt of er werkt.
– Restoran (Restaurant): Voor als je uit eten gaat.
– Kitab (Boek): Voor de boekenliefhebbers.
– Uşaq (Kind): Belangrijk als je over familie praat.
Veelgebruikte werkwoorden
Werkwoorden zijn cruciaal omdat ze de acties in een zin beschrijven. Hier zijn enkele basiswerkwoorden die je vaak zult tegenkomen.
– Olmaq (Zijn): Een van de belangrijkste werkwoorden in elke taal.
– Getmək (Gaan): Belangrijk voor het beschrijven van beweging.
– Gəlmək (Komen): Nog een belangrijk werkwoord voor beweging.
– Yemək (Eten): Voor wanneer je praat over maaltijden.
– İçmək (Drinken): Voor het beschrijven van het consumeren van vloeistoffen.
– Oxumaq (Lezen): Handig voor iedereen die van boeken houdt.
– Yazmaq (Schrijven): Belangrijk voor communicatie.
Bijvoeglijke naamwoorden
Bijvoeglijke naamwoorden helpen je om dingen te beschrijven. Hier zijn enkele basisbijvoeglijke naamwoorden die je moet kennen.
– Böyük (Groot): Voor het beschrijven van grootte.
– Kiçik (Klein): Het tegenovergestelde van groot.
– Gözəl (Mooi): Voor het beschrijven van schoonheid.
– Çirkin (Lelijk): Het tegenovergestelde van mooi.
– Yaxşı (Goed): Voor het beschrijven van kwaliteit.
– Pis (Slecht): Het tegenovergestelde van goed.
– Yeni (Nieuw): Voor het beschrijven van iets dat nieuw is.
– Köhnə (Oud): Het tegenovergestelde van nieuw.
Veelgebruikte zinnen en uitdrukkingen
Naast losse woorden zijn er ook enkele veelgebruikte zinnen en uitdrukkingen die je moet kennen.
– Adınız nədir? (Wat is uw naam?): Een basisvraag om iemand te leren kennen.
– Adım …dır (Mijn naam is …): Het antwoord op de bovenstaande vraag.
– Haradasınız? (Waar bent u?): Handig om te vragen waar iemand is.
– Buradayam (Ik ben hier): Het antwoord op de bovenstaande vraag.
– Neçə yaşınız var? (Hoe oud bent u?): Een vraag om te informeren naar iemands leeftijd.
– … yaşım var (Ik ben … jaar oud): Het antwoord op de bovenstaande vraag.
De dagen van de week
Het kennen van de dagen van de week is essentieel voor het maken van afspraken en het begrijpen van tijdsgerelateerde gesprekken.
– Maandag: Bazar ertəsi
– Dinsdag: Çərşənbə axşamı
– Woensdag: Çərşənbə
– Donderdag: Cümə axşamı
– Vrijdag: Cümə
– Zaterdag: Şənbə
– Zondag: Bazar
Kleuren
Het kennen van kleuren is belangrijk voor het beschrijven van voorwerpen en situaties.
– Rood: Qırmızı
– Blauw: Mavi
– Groen: Yaşıl
– Geel: Sarı
– Zwart: Qara
– Wit: Ağ
Familieleden
Familiewoorden zijn belangrijk voor het beschrijven van je gezin en relaties.
– Vader: Ata
– Moeder: Ana
– Broer: Qardaş
– Zus: Bacı
– Zoon: Oğul
– Dochter: Qız
Essentiële vragen
Het stellen van vragen is een belangrijk deel van elke taal. Hier zijn enkele essentiële vragen die je moet kennen.
– Bu nədir? (Wat is dit?): Handig om te vragen naar onbekende voorwerpen.
– Nə vaxt? (Wanneer?): Voor het vragen naar tijd.
– Harada? (Waar?): Voor het vragen naar locaties.
– Niyə? (Waarom?): Voor het vragen naar redenen.
– Necə? (Hoe?): Voor het vragen naar manieren of methoden.
Enkele belangrijke voorzetsels
Voorzetsels helpen je om de relatie tussen verschillende woorden in een zin te begrijpen.
– İçində (In): Voor het beschrijven van iets dat binnenin is.
– Üstündə (Op): Voor het beschrijven van iets dat bovenop is.
– Yanında (Naast): Voor het beschrijven van iets dat naast iets anders is.
– Arxasında (Achter): Voor het beschrijven van iets dat achter iets anders is.
– Qarşısında (Voor): Voor het beschrijven van iets dat voor iets anders is.
Concluderend
Het leren van Azerbeidzjaans op A1-niveau vereist dat je een goede basiswoordenschat opbouwt die je helpt om eenvoudige gesprekken te voeren en alledaagse situaties aan te kunnen. De woorden en uitdrukkingen die we in dit artikel hebben besproken, vormen een solide basis voor je verdere studie van de taal. Vergeet niet om regelmatig te oefenen en te herhalen, en wees niet bang om fouten te maken. Elke fout is een kans om te leren en te groeien in je taalvaardigheid. Veel succes met je studie van het Azerbeidzjaans!