Het leren van een nieuwe taal kan een uitdagende maar ook zeer lonende ervaring zijn. Voor degenen die Lets willen leren, kan het nuttig zijn om te beginnen met de basiswoordenschat die vaak wordt gebruikt in school- en onderwijssituaties. In dit artikel zullen we enkele belangrijke Letse woorden en uitdrukkingen bespreken die je in een schoolomgeving tegenkomt. Elk woord zal worden gevolgd door een definitie in het Nederlands en een voorbeeldzin in het Lets.
Basiswoorden voor de schoolomgeving
Skola – Dit betekent “school” in het Nederlands. Het is de plaats waar leerlingen naartoe gaan om te leren.
Es eju uz skolu katru dienu.
Skolotājs – Dit betekent “leraar” in het Nederlands. Een persoon die lesgeeft aan leerlingen.
Skolotājs man iemāca matemātiku.
Skolēns – Dit betekent “leerling” in het Nederlands. Een persoon die naar school gaat om te leren.
Skolēns rūpīgi klausās stundā.
Klase – Dit betekent “klas” in het Nederlands. Een groep leerlingen die samen les krijgen.
Mēs esam trešajā klasē.
Grāmata – Dit betekent “boek” in het Nederlands. Een verzameling van geschreven, gedrukte of blanco pagina’s die zijn samengebonden.
Es lasu interesantu grāmatu.
Rakstīt – Dit betekent “schrijven” in het Nederlands. Het vormen van letters en woorden op papier of een ander medium.
Es mācos rakstīt latviešu valodā.
Lasīt – Dit betekent “lezen” in het Nederlands. Het begrijpen van geschreven of gedrukte woorden.
Man patīk lasīt grāmatas.
Stunda – Dit betekent “les” in het Nederlands. Een periode waarin een leraar lesgeeft aan leerlingen.
Nākamā stunda ir fizikas stunda.
Specifieke termen voor vakken en materialen
Matemātika – Dit betekent “wiskunde” in het Nederlands. Een vak dat zich bezighoudt met getallen en berekeningen.
Matemātikas stundā mēs mācāmies par algebru.
Vēsture – Dit betekent “geschiedenis” in het Nederlands. De studie van het verleden.
Vēstures stundā mēs runājam par viduslaikiem.
Zinātne – Dit betekent “wetenschap” in het Nederlands. Het systematisch onderzoek naar de structuur en het gedrag van de fysieke en natuurlijke wereld.
Zinātnes stundā mēs veicam eksperimentus.
Māksla – Dit betekent “kunst” in het Nederlands. Creatieve activiteiten zoals tekenen, schilderen en beeldhouwen.
Mākslas stundā mēs mācāmies par krāsu teoriju.
Fiziskā audzināšana – Dit betekent “lichamelijke opvoeding” in het Nederlands. Een vak dat zich richt op lichaamsbeweging en fysieke fitheid.
Fiziskās audzināšanas stundā mēs spēlējam futbolu.
Ķīmija – Dit betekent “scheikunde” in het Nederlands. De studie van stoffen en hun interacties.
Ķīmijas stundā mēs mācāmies par elementiem.
Bioloģija – Dit betekent “biologie” in het Nederlands. De studie van levende organismen.
Bioloģijas stundā mēs pētām šūnas.
Schoolbenodigdheden en faciliteiten
Zīmulis – Dit betekent “potlood” in het Nederlands. Een schrijfinstrument gemaakt van grafiet dat wordt gebruikt om te schrijven of te tekenen.
Man vajag jaunu zīmuli.
Pildspalva – Dit betekent “pen” in het Nederlands. Een schrijfinstrument dat inkt gebruikt om te schrijven.
Es rakstu ar zilu pildspalvu.
Burtnīca – Dit betekent “schrift” in het Nederlands. Een boekje met blanco of gelinieerde pagina’s waar je in kunt schrijven.
Man ir jauna burtnīca matemātikai.
Dzēšgumija – Dit betekent “gum” in het Nederlands. Een klein stuk rubber dat wordt gebruikt om potloodmarkeringen uit te wissen.
Es izmantoju dzēšgumiju, lai izlabotu kļūdas.
Lineāls – Dit betekent “liniaal” in het Nederlands. Een meetinstrument dat wordt gebruikt om rechte lijnen te trekken en afstanden te meten.
Lineāls man palīdz zīmēt taisnas līnijas.
Skolas soma – Dit betekent “schooltas” in het Nederlands. Een tas die wordt gebruikt om schoolboeken en benodigdheden te dragen.
Manā skolas somā ir daudz grāmatu.
Datorklase – Dit betekent “computerlokaal” in het Nederlands. Een ruimte in de school waar computers staan voor educatief gebruik.
Mēs mācāmies programmēšanu datorklasē.
Bibliotēka – Dit betekent “bibliotheek” in het Nederlands. Een plaats waar boeken en andere materialen worden bewaard voor studie en onderzoek.
Es bieži apmeklēju bibliotēku, lai lasītu grāmatas.
Schoolactiviteiten en -gebeurtenissen
Eksāmens – Dit betekent “examen” in het Nederlands. Een formele toets om kennis of vaardigheid te beoordelen.
Es gatavojos matemātikas eksāmenam.
Mājasdarbs – Dit betekent “huiswerk” in het Nederlands. Opgaven die leerlingen thuis moeten maken.
Man ir daudz mājasdarbu šovakar.
Starpbrīdis – Dit betekent “pauze” in het Nederlands. Een korte periode tussen lessen waarin leerlingen kunnen ontspannen.
Mēs ejam ārā starpbrīža laikā.
Pasākums – Dit betekent “evenement” in het Nederlands. Een georganiseerde gelegenheid of activiteit.
Skolā notiek sporta pasākums.
Projekts – Dit betekent “project” in het Nederlands. Een uitgebreide taak of werkstuk dat meestal in groepen wordt gedaan.
Mēs strādājam pie zinātnes projekta.
Ekskursija – Dit betekent “excursie” in het Nederlands. Een georganiseerde reis voor educatieve doeleinden.
Mēs ejam uz muzeju ekskursijā.
Konkurss – Dit betekent “wedstrijd” in het Nederlands. Een competitie waarin deelnemers strijden voor een prijs.
Es piedalos matemātikas konkursā.
Communicatie en interactie
Jautājums – Dit betekent “vraag” in het Nederlands. Een zin waarmee je informatie vraagt.
Man ir jautājums par mājasdarbu.
Atbilde – Dit betekent “antwoord” in het Nederlands. Een reactie op een vraag of probleem.
Es sniedzu atbildi uz skolotāja jautājumu.
Diskusija – Dit betekent “discussie” in het Nederlands. Een gesprek waarin verschillende meningen worden uitgewisseld.
Mēs piedalāmies diskusijā par literatūru.
Grupa – Dit betekent “groep” in het Nederlands. Een aantal mensen die samenkomen voor een gemeenschappelijk doel.
Mēs strādājam grupā pie projekta.
Uzdevums – Dit betekent “opdracht” in het Nederlands. Een taak die uitgevoerd moet worden.
Man ir jāpabeidz uzdevums līdz rītdienai.
Prezentācija – Dit betekent “presentatie” in het Nederlands. Het tonen of uitleggen van informatie aan een groep.
Es gatavoju prezentāciju par vēsturi.
Vērtējums – Dit betekent “beoordeling” in het Nederlands. Het proces van evalueren en een cijfer geven.
Mans vērtējums šajā eksāmenā bija augsts.
Het beheersen van deze basiswoordenschat zal je helpen om je weg te vinden in een Letse schoolomgeving. Door regelmatig te oefenen en deze woorden in verschillende contexten te gebruiken, zul je merken dat je snel vooruitgang boekt. Veel succes met je taalstudie!