Finger vs Finger – Cijfers tellen en beschrijven in het Duits

Duits leren kan zowel een opwindende als een uitdagende onderneming zijn. Een fundamenteel aspect dat elke beginner moet beheersen, is het tellen en beschrijven van cijfers in het Duits. In dit artikel zullen we verkennen hoe je cijfers in het Duits kunt tellen en gebruiken, met een focus op de uitspraak, grammatica en contextuele toepassing van nummers.

Basiscijfers in het Duits

De Duitse cijfers van nul tot twaalf zijn essentieel om te leren, omdat ze de basis vormen voor de vorming van andere getallen. Hier zijn de Duitse cijfers van 0 tot 12:

0 – Null
1 – Eins
2 – Zwei
3 – Drei
4 – Vier
5 – Fünf
6 – Sechs
7 – Sieben
8 – Acht
9 – Neun
10 – Zehn
11 – Elf
12 – Zwölf

Zinnen om te gebruiken: “Ich habe zwei Brüder.” (Ik heb twee broers.) “Sie ist elf Jahre alt.” (Zij is elf jaar oud.)

Hogere cijfers en tientallen

Na twaalf, worden de getallen in het Duits gevormd door de basisgetallen te combineren. De tientallen van twintig tot negentig hebben een specifieke structuur:

20 – Zwanzig
30 – Dreißig
40 – Vierzig
50 – Fünfzig
60 – Sechzig
70 – Siebzig
80 – Achtzig
90 – Neunzig

Getallen tussen de tientallen worden gevormd door de eenheden voor het tiental te plaatsen, gescheiden door ‘und’. Bijvoorbeeld:

21 – Einundzwanzig
34 – Vierunddreißig
Zinnen om te gebruiken: “Mein Opa ist achtundachtzig Jahre alt.” (Mijn opa is achtentachtig jaar oud.) “Ich habe dreiundzwanzig Bücher.” (Ik heb drieëntwintig boeken.)

Honderden en duizenden

Voor grotere getallen zoals honderden en duizenden, gebruikt het Duits ook een duidelijke structuur:

100 – Hundert
1000 – Tausend

Voorbeelden van hoe deze worden gebruikt:
200 – Zwei Hundert
1500 – Ein Tausend fünf Hundert

Zinnen om te gebruiken: “Wir haben eintausend Euro gesammelt.” (We hebben duizend euro verzameld.) “Es gibt vierhundert Schüler in der Schule.” (Er zijn vierhonderd studenten op school.)

Getallen in context gebruiken

Getallen worden niet alleen gebruikt om te tellen, maar ook om informatie te beschrijven in verschillende contexten, zoals tijd, datums, prijzen, en maten.

Tijd: “Es ist halb drei.” (Het is half drie.)
Datums: “Heute ist der erste März.” (Vandaag is het de eerste maart.)
Prijzen: “Das kostet zwanzig Euro.” (Dat kost twintig euro.)
Maten: “Das Gebäude ist dreißig Meter hoch.” (Het gebouw is dertig meter hoog.)

Veelgemaakte fouten en tips

Een veelgemaakte fout is het verwisselen van de volgorde van de eenheden en tientallen. In het Duits komt de eenheid vóór het tiental, gescheiden door ‘und’. Daarnaast kan de uitspraak van getallen zoals ‘drei’ en ‘dreißig’ verwarrend zijn vanwege hun gelijkenis. Oefening met luisteren en spreken helpt om deze getallen duidelijk te onderscheiden.

Conclusie

Effectief leren tellen en cijfers beschrijven in het Duits vereist oefening en aandacht voor detail. Begin met de basis en breid langzaam uit naar grotere getallen, terwijl je oefent met het gebruiken van cijfers in verschillende realistische contexten. Met de tijd en oefening zul je merken dat je comfortabeler en vloeiender wordt in het gebruik van Duitse cijfers.

Talkpal is een AI-gestuurde taaltutor. Leer 57+ talen 5x sneller met revolutionaire technologie.

LEER SNELLER TALEN
MET AI

Leer 5x Sneller