In het proces van het leren van de Engelse taal vormt de beheersing van de gebiedende wijs, ofwel de imperatief, een belangrijk onderdeel. De imperatief wordt gebruikt om commando’s, instructies, verzoeken of adviezen te geven. Het is een relatief eenvoudige vorm, omdat het niet vervoegd wordt naar persoon of getal; de basisvorm van het werkwoord wordt gebruikt zonder het voornaamwoord. Dit kenmerkt de directheid en duidelijkheid van de uitgesproken instructies of commandoās.
De volgende oefeningen zijn ontworpen om studenten te helpen de vorm en het gebruik van de imperatief in het Engels te oefenen. De zinnen bevatten een scala aan contexten waarin commando’s of instructies kunnen worden gegeven. Bij het oplossen van deze oefeningen, vul je de zinnen aan met het juiste imperatieve werkwoord. Let goed op de contextuele hints in de zinnen en de eenwoordige cues die helpen bij het vinden van het juiste antwoord.
Imperative Oefeningen – Deel 1
*Don’t* (Negatie) shout in the library; people are studying here.
*Pass* (Geef) me the salt, please.
If you’re feeling ill, *see* (Bezoek) a doctor immediately.
For the cake, *mix* (Meng) the ingredients thoroughly before baking.
*Take* (Nemen) your shoes off before entering the house.
*Be* (Wees) careful when you cross the street.
If you want to get fit, *start* (Begin) exercising regularly.
*Save* (Bespaar) your work before shutting down the computer.
During the fire drill, *follow* (Volg) the emergency signs to exit the building.
When you get to the hotel, *check* (Controleer) in at the front desk.
At the concert, *keep* (Houd) your ticket with you at all times.
Before you go hiking, *pack* (Pak) plenty of water and snacks.
When assembling the furniture, *use* (Gebruik) the tools provided in the box.
If you borrow my book, *return* (Geef terug) it within a week.
*Do* (Doe) your homework before you watch television.
Imperative Oefeningen – Deel 2
*Listen* (Luister) to the instructor and follow the instructions.
When you’re finished reading, *close* (Sluit) the book and put it back on the shelf.
*Remember* (Onthoud) to turn off the lights before leaving.
*Speak* (Praat) clearly when you give your presentation.
If you make a mistake, *admit* (Erken) it and try to correct it.
*Wash* (Was) your hands before you eat.
To avoid getting lost, *carry* (Draag) a map with you.
For better results, *read* (Lees) the instructions carefully before using the device.
At the gym, *wipe* (Veeg) down the equipment after use.
In class, *raise* (Steek op) your hand if you want to ask a question.
*Sit* (Zit) quietly during the movie so as not to disturb others.
*Hang* (Hang) your coat up in the closet, please.
On the airplane, *fasten* (Doe vast) your seatbelt when the sign is on.
In case of emergency, *call* (Bel) 911 immediately.
When you go jogging, *stay* (Blijf) on the designated path.