Oefening 1: Geslacht en zelfstandige naamwoorden in het Koreaans
2. Het woord voor ‘moeder’ is *어머니* (eomeoni). Gebruik dit om naar je moeder te verwijzen.
3. ‘Broer’ voor een jongen wordt in het Koreaans *형* (hyeong) genoemd als je zelf een jongen bent.
4. ‘Broer’ voor een meisje is *오빠* (oppa). Dit gebruik je alleen als je een meisje bent.
5. Voor ‘zus’ gebruikt een jongen het woord *여동생* (yeodongsaeng).
6. Een meisje noemt haar oudere zus *언니* (eonni).
7. Het woord voor ‘vriend’ is *남자친구* (namjachingu), wat letterlijk ‘mannen-vriend’ betekent.
8. ‘Vriendin’ is *여자친구* (yeojachingu), letterlijk ‘vrouw-vriendin’.
9. De term voor ‘kind’ is *아이* (ai), en dit woord is neutraal qua geslacht.
10. ‘Opa’ wordt in het Koreaans *할아버지* (harabeoji) genoemd en is altijd mannelijk.
Oefening 2: Voornaamwoorden en hun geslacht in het Koreaans
2. Voor ‘zij’ (vrouwelijk) gebruik je *그녀* (geunyeo).
3. ‘Ik’ voor een man wordt vaak *저* (jeo) gebruikt in formele situaties.
4. Een vrouw gebruikt ook *저* (jeo) om ‘ik’ te zeggen in formele situaties.
5. Voor informeel ‘ik’ zegt een man vaak *나* (na).
6. Een vrouw gebruikt ook *나* (na) voor informeel ‘ik’.
7. Het woord *우리* (uri) betekent ‘wij’ en is onzijdig qua geslacht, het kan voor mannen en vrouwen gebruikt worden.
8. ‘Jij’ in het Koreaans kan *너* (neo) zijn, maar dit is informeel en gender-neutraal.
9. Het beleefde ‘jij’ of ‘u’ is *당신* (dangsin), ook zonder geslachtsaanduiding.
10. Voor ‘zij’ in meervoud gebruik je *그들* (geudeul), wat mannelijk of vrouwelijk kan zijn afhankelijk van de context.