1. Ik zie veel *huizen* in de stad. (Hint: ‘huis’의 복수형은 -en을 붙입니다.)
2. De *katten* spelen in de tuin. (Hint: ‘kat’의 복수형은 -en을 붙입니다.)
3. Mijn *boeken* liggen op tafel. (Hint: ‘boek’의 복수형은 -en을 붙입니다.)
4. De *stoelen* zijn nieuw. (Hint: ‘stoel’의 복수형은 -en을 붙입니다.)
5. Er zijn veel *auto’s* op de straat. (Hint: ‘auto’의 복수형은 -s를 붙입니다.)
6. De *mannen* werken hard. (Hint: ‘man’의 복수형은 불규칙적이며 -nen을 붙입니다.)
7. Ik heb drie *vrienden*. (Hint: ‘vriend’의 복수형은 -en을 붙입니다.)
8. De *bomen* zijn groen. (Hint: ‘boom’의 복수형은 -en을 붙입니다.)
9. Mijn *zussen* wonen in Amsterdam. (Hint: ‘zus’의 복수형은 -sen을 붙입니다.)
10. De *kinderen* spelen buiten. (Hint: ‘kind’의 복수형은 불규칙적이며 ‘eren’이 붙습니다.)

1. De *dagen* zijn lang in de zomer. (Hint: ‘dag’의 복수형은 -en을 붙입니다.)
2. Ik heb veel *foto’s* gemaakt. (Hint: ‘foto’의 복수형은 -s를 붙입니다.)
3. De *lampen* zijn kapot. (Hint: ‘lamp’의 복수형은 -en을 붙입니다.)
4. Mijn *ouders* komen morgen. (Hint: ‘ouder’의 복수형은 -s를 붙입니다.)
5. De *scholen* zijn gesloten. (Hint: ‘school’의 복수형은 -en을 붙입니다.)
6. Er zijn drie *bussen* gestopt. (Hint: ‘bus’의 복수형은 -sen 또는 -s를 붙입니다. 여기서는 -sen 사용.)
7. Ik heb twee *broers*. (Hint: ‘broer’의 복수형은 -s를 붙입니다.)
8. De *vrouwen* werken samen. (Hint: ‘vrouw’의 복수형은 불규칙적이며 -en을 붙입니다.)
9. De *mensen* zijn vriendelijk. (Hint: ‘mens’의 복수형은 불규칙적이며 -en을 붙입니다.)
10. De *kazen* zijn lekker. (Hint: ‘kaas’의 복수형은 -en을 붙입니다.)