1. Deze appel is *groter* dan die sinaasappel. (ヒント：grootは「大きい」の比較級)
2. Mijn huis is *ouder* dan jouw huis. (ヒント：oudは「古い」の比較級)
3. Deze kamer is *lichter* dan de andere kamer. (ヒント：lichtは「明るい」の比較級)
4. Zijn fiets is *sneller* dan mijn fiets. (ヒント：snelは「速い」の比較級)
5. De winter is *kouder* dan de herfst. (ヒント：koudは「寒い」の比較級)
6. Dit boek is *interessanter* dan dat boek. (ヒント：interessantは「面白い」の比較級)
7. Haar haar is *korter* dan mijn haar. (ヒント：kortは「短い」の比較級)
8. De weg naar huis is *korter* dan de weg naar school. (ヒント：kortは「短い」の比較級)
9. Zijn stem is *luider* dan mijn stem. (ヒント：luidは「大きい（音）」の比較級)
10. Deze taart is *lekkerder* dan die taart. (ヒント：lekkerは「おいしい」の比較級)

1. Zij loopt *sneller* dan haar broer. (ヒント：snelは「速く」の比較級)
2. Ik spreek Nederlands *beter* dan vorig jaar. (ヒント：goedは「よく」の比較級、不規則変化)
3. Hij werkt *harder* dan zijn collega. (ヒント：hardは「一生懸命に」の比較級)
4. De trein rijdt *vlugger* dan de bus. (ヒント：vlugは「速く」の比較級)
5. Zij zingt *mooier* dan haar zus. (ヒント：mooiは「美しく」の比較級)
6. Wij studeren *meer* dan vorig semester. (ヒント：veelは「多く」の比較級、不規則変化)
7. De baby huilt *langer* dan gewoonlijk. (ヒント：langは「長く」の比較級)
8. Jij schrijft *duidelijker* dan ik. (ヒント：duidelijkは「はっきりと」の比較級)
9. Hij reageert *sneller* dan ik verwacht had. (ヒント：snelは「速く」の比較級)
10. Dit apparaat werkt *beter* dan het oude model. (ヒント：goedは「よく」の比較級、不規則変化)