1. Ik was *me* elke ochtend. （「私」主語の一人称単数、再帰代名詞）
2. Jij kijkt naar *je* in de spiegel. （「君」主語の二人称単数、再帰代名詞）
3. Hij helpt *zich* met zijn huiswerk. （「彼」主語の三人称単数男性、再帰代名詞）
4. Wij herinneren *ons* die vakantie. （「私たち」主語の一人称複数、再帰代名詞）
5. Jullie moeten *je* haasten. （「君たち」主語の二人称複数、再帰代名詞）
6. Zij vergissen *zich* vaak. （「彼女たち」主語の三人称複数、再帰代名詞）
7. Ik verveel *me* thuis. （「私」主語の一人称単数、再帰代名詞）
8. Jij wast *je* handen. （「君」主語の二人称単数、再帰代名詞）
9. Hij schaamt *zich* voor zijn fout. （「彼」主語の三人称単数男性、再帰代名詞）
10. Wij ontspannen *ons* in het park. （「私たち」主語の一人称複数、再帰代名詞）

1. Jullie vergissen *je* soms. （「君たち」主語の二人称複数、再帰代名詞）
2. Zij herinneren *zich* niets meer. （「彼ら」主語の三人称複数、再帰代名詞）
3. Ik schaam *me* over mijn gedrag. （「私」主語の一人称単数、再帰代名詞）
4. Jij vergist *je* in de datum. （「君」主語の二人称単数、再帰代名詞）
5. Hij verheugt *zich* op het feest. （「彼」主語の三人称単数男性、再帰代名詞）
6. Wij haasten *ons* naar de trein. （「私たち」主語の一人称複数、再帰代名詞）
7. Jullie ontspannen *je* na het werk. （「君たち」主語の二人称複数、再帰代名詞）
8. Zij wassen *zich* elke ochtend. （「彼女たち」主語の三人称複数、再帰代名詞）
9. Ik herinner *me* het oude huis. （「私」主語の一人称単数、再帰代名詞）
10. Jij verveelt *je* niet vandaag. （「君」主語の二人称単数、再帰代名詞）