1. Morgen *zal* ik het boek gelezen hebben. （未来完了形の助動詞「zullen」の現在形）
2. Over een uur *zal* hij aangekomen zijn. （未来完了形の助動詞「zullen」の現在形）
3. Volgende week *zullen* wij het project afgerond hebben. （未来完了形の助動詞「zullen」の複数形）
4. Tegen die tijd *zal* zij het huis verkocht hebben. （未来完了形の助動詞「zullen」の現在形）
5. Over vijf minuten *zal* de trein vertrokken zijn. （未来完了形の助動詞「zullen」の現在形）
6. Binnen een jaar *zullen* zij verhuisd zijn. （未来完了形の助動詞「zullen」の複数形）
7. Aan het einde van de dag *zal* ik alles geregeld hebben. （未来完了形の助動詞「zullen」の現在形）
8. Over twee uur *zullen* we de stad bereikt hebben. （未来完了形の助動詞「zullen」の複数形）
9. Tegen middernacht *zal* hij teruggekeerd zijn. （未来完了形の助動詞「zullen」の現在形）
10. Volgend jaar *zullen* zij hun diploma behaald hebben. （未来完了形の助動詞「zullen」の複数形）

1. Ik *zal* het antwoord gevonden hebben. （過去分詞「gevonden」を使った未来完了形）
2. Jij *zal* de brief geschreven hebben. （過去分詞「geschreven」を使った未来完了形）
3. Hij *zal* het eten klaargemaakt hebben. （過去分詞「klaargemaakt」を使った未来完了形）
4. Wij *zullen* de film bekeken hebben. （過去分詞「bekeken」を使った未来完了形）
5. Jullie *zullen* het probleem opgelost hebben. （過去分詞「opgelost」を使った未来完了形）
6. Zij *zullen* de afspraken gemaakt hebben. （過去分詞「gemaakt」を使った未来完了形）
7. Ik *zal* de taak voltooid hebben. （過去分詞「voltooid」を使った未来完了形）
8. Jij *zal* het cadeau ontvangen hebben. （過去分詞「ontvangen」を使った未来完了形）
9. Hij *zal* de foto genomen hebben. （過去分詞「genomen」を使った未来完了形）
10. Wij *zullen* de reis gepland hebben. （過去分詞「gepland」を使った未来完了形）