Blij – खुश
Ik ben erg blij om je weer te zien.

Verdrietig – दुखी
Ze was verdrietig na het horen van het nieuws.

Boos – गुस्सा
Hij is boos omdat hij zijn sleutels niet kan vinden.

Bang – डरा हुआ
Het kind is bang voor het donker.

Verward – भ्रमित
Ze was verward door de ingewikkelde instructies.

Opgewonden – उत्साहित
De kinderen zijn opgewonden voor de schoolreis.

Teleurgesteld – निराश
Hij was teleurgesteld over zijn resultaten.

Moe – थका हुआ
Na een lange dag werken, voel ik me echt moe.

Gelukkig – सुखी
Ik voel me gelukkig als ik tijd met mijn familie doorbreng.

Zenuwachtig – घबराया हुआ
Ze was zenuwachtig voor haar eerste werkdag.

Bezorgd – चिंतित
De moeder is bezorgd over de gezondheid van haar kind.

Vrolijk – प्रसन्न
De muziek maakte iedereen vrolijk.

Ontspannen – आराम
Tijdens de vakantie voelde ik me heel ontspannen.

Verliefd – प्यार में
Hij is diep verliefd op haar.

Eenzaam – अकेला
Soms voel ik me eenzaam als ik ver van huis ben.

Enthousiast – उत्साही
Ze was enthousiast over het nieuwe project.

Geïrriteerd – चिढ़
Hij was geïrriteerd door het constante lawaai.

Opgelucht – राहत महसूस करना
Ze voelde zich opgelucht na het horen van het goede nieuws.

ये शब्द डच में भावनाओं को व्यक्त करने के लिए बहुत उपयोगी हैं और इनका अभ्यास करने से आप अपनी डच भाषा को और अधिक प्रभावी बना सकते हैं। इन शब्दों के साथ वाक्यों का निर्माण करते समय, ध्यान रखें कि सही संदर्भ और भावना का चयन करें ताकि आपकी बातचीत प्राकृतिक और सटीक हो।