Apprendre une nouvelle langue, c’est s’ouvrir à un univers culturel, mais c’est aussi pouvoir évoquer des sujets de la vie quotidienne, comme la santé et le bien-être. La maîtrise du vocabulaire spécialisé est indispensable pour exprimer ses maux, parler de son hygiène de vie ou encore discuter de routines bien-être. Voici quelques mots essentiels en néerlandais dans le domaine de la santé et du bien-être, accompagnés de leurs définitions et de phrases exemples.
Gezondheid
La santé.
Ik doe aan sport voor mijn gezondheid.
Ziekenhuis
L’hôpital.
Na het ongeluk werd hij naar het ziekenhuis gebracht.
Dokter
Le médecin.
De dokter zei dat ik meer moet rusten.
Apotheek
La pharmacie.
Ik moet deze medicijnen bij de apotheek halen.
Medicijn
Le médicament.
Neem dit medicijn drie keer per dag na het eten.
Pijn
La douleur.
Ik heb veel pijn in mijn rug.
Griep
La grippe.
Hij kan niet komen want hij heeft de griep.
Verkoudheid
Le rhume.
Ik heb een verkoudheid, dus ik nies veel.
Voeding
L’alimentation.
Gezonde voeding is belangrijk voor je gezondheid.
Sporten
Faire du sport.
Ik sport elke dag om fit te blijven.
Rusten
Se reposer.
Ik moet rusten, omdat ik moe ben.
Spier
Le muscle.
Na het sporten voel ik mijn spieren.
Beweging
Le mouvement.
Beweging is goed voor het lichaam en de geest.
Oefening
L’exercice.
Doe deze oefening om je spieren te versterken.
Ontspanning
La détente.
Yoga is goed voor ontspanning.
Stress
Le stress.
Te veel stress kan slecht zijn voor de gezondheid.
Zenuwachtig
Nerveux.
Voor het examen ben ik altijd zenuwachtig.
Druk
La pression.
Op mijn werk is er veel druk om te presteren.
Slapen
Dormir.
Het is belangrijk om goed te slapen.
Vermoeidheid
La fatigue.
Door de vermoeidheid maak ik fouten.
Immuunsysteem
Le système immunitaire.
Een sterk immuunsysteem helpt om ziektes te voorkomen.
Hygiëne
L’hygiène.
Persoonlijke hygiëne is zeer belangrijk om gezond te blijven.
Vaccinatie
La vaccination.
Vaccinatie helpt bij het voorkomen van bepaalde ziektes.
Allergie
L’allergie.
Ik heb een allergie voor noten.
Gewicht
Le poids.
Ik probeer mijn gewicht onder controle te houden door gezond te eten.
Roken
Fumer.
Roken is schadelijk voor de gezondheid.
Alcohol
Alcool.
Met mate drinken is het advies wanneer het om alcohol gaat.
Verslaving
L’addiction.
Hij heeft hulp gezocht voor zijn verslaving.
Burn-out
L’épuisement professionnel.
Zij heeft een burn-out door te veel werkstress.
Depressie
La dépression.
Hij gaat naar een psycholoog om zijn depressie te behandelen.
Therapie
La thérapie.
Therapie kan helpen bij psychische problemen.
Cet aperçu du vocabulaire néerlandais lié à la santé et au bien-être est un premier pas pour les apprenants français qui souhaitent échanger sur ces sujets essentiels. En pratiquant régulièrement ces mots, en les intégrant dans des phrases et en les utilisant dans des conversations réelles, on peut enrichir son vocabulaire et améliorer son niveau de néerlandais. La santé et le bien-être sont universels, et pouvoir en parler dans une langue étrangère est une compétence précieuse.