Exercice 1 : Complétez avec le conditionnel parfait (zouden + participe passé)
2. Wij *zouden naar het feestje gegaan zijn* als het niet had geregend. (indiquez l’action conditionnelle passée avec « zouden » et participe passé)
3. Jij *zou meer geleerd hebben* als je beter had gepland. (conditionnel parfait, « zouden » + participe passé pour exprimer une action hypothétique)
4. Ze *zou eerder vertrokken zijn* als ze de trein had gehaald. (montrez l’action passée qui aurait pu se produire)
5. Ik *zou de brief geschreven hebben* als ik jouw adres had gehad. (utilisez la construction correcte du conditionnel parfait)
6. Jullie *zouden de film gezien hebben* als jullie op tijd waren gekomen. (exprimez une action passée hypothétique)
7. Hij *zou het geld gespaard hebben* als hij minder had uitgegeven. (conditionnel parfait avec « zouden » + participe passé)
8. Wij *zouden dat restaurant gekozen hebben* als we beter geïnformeerd waren geweest. (action passée qui aurait pu arriver)
9. Zij *zou de aanbieding geaccepteerd hebben* als ze het contract had begrepen. (conditionnel parfait avec « zouden » + participe passé)
10. Jij *zou eerder aangekomen zijn* als je de juiste route had genomen. (exprimez l’hypothèse dans le passé)
Exercice 2 : Mettez les verbes entre parenthèses au conditionnel parfait
2. Wij *zouden het museum bezocht hebben* (bezoeken) als we meer tijd hadden gehad. (conditionnel parfait, action non réalisée)
3. Jij *zou dat boek geschreven hebben* (schrijven) als je meer inspiratie had gehad. (exprimez l’action hypothétique passée)
4. Ze *zou naar Parijs gereisd zijn* (reizen) als ze geld had gespaard. (conditionnel parfait avec « zouden » + participe passé)
5. Ik *zou de vergadering bijgewoond hebben* (bijwonen) als ik eerder was geïnformeerd. (action passée conditionnelle)
6. Jullie *zouden de wedstrijd gewonnen hebben* (winnen) als jullie beter gespeeld hadden. (exprimez l’hypothèse dans le passé)
7. Hij *zou het cadeau gegeven hebben* (geven) als hij het was vergeten. (conditionnel parfait, conséquence possible)
8. Wij *zouden het probleem opgelost hebben* (oplossen) als we meer tijd hadden gehad. (action hypothétique passée)
9. Zij *zou de cursus afgerond hebben* (afronden) als ze niet ziek was geweest. (conditionnel parfait avec « zouden » + participe passé)
10. Jij *zou het bericht ontvangen hebben* (ontvangen) als je je email had gecontroleerd. (exprimez l’action passée hypothétique)