Als Elternteil oder jemand, der mit Kindern arbeitet, ist es nützlich, verschiedene Ausdrücke in verschiedenen Sprachen zu kennen. Besonders für deutschsprachige Personen, die sich für die niederländische Sprache interessieren, können folgende Begriffe rund um das Thema Elternschaft und Kinderbetreuung hilfreich sein.
Geboorteakte
Die Geburtsurkunde.
Kan ik uw geboorteakte zien, alstublieft?
Ouderlijk gezag
Sorgerecht.
Ze zijn beide bevoegd voor ouderlijk gezag over hun kinderen.
Opvoeding
Erziehung.
Opvoeding is heel belangrijk voor de ontwikkeling van een kind.
Kinderopvang
Kinderbetreuung.
Wij moeten een goede kinderopvang vinden voor onze zoon.
Verlofregeling
Urlaubsregelung, insbesondere im Kontext von Elternurlaub.
Ze maakt gebruik van de verlofregeling om meer tijd met haar pasgeboren baby door te brengen.
Schoolplein
Schulhof.
De kinderen spelen tijdens de pauze altijd op het schoolplein.
Luier
Windel.
Heb je een extra luier? Deze is net vuil geworden.
Opvoedkundig
Erzieherisch, pädagogisch.
Ze geven opvoedkundig advies aan nieuwe ouders.
Borstvoeding
Stillen.
Ze geeft haar baby borstvoeding in het openbaar.
Schoolvakantie
Schulferien.
Tijdens de schoolvakantie gaan we met het hele gezin op vakantie.
Zwangerschapsverlof
Mutterschutz, Schwangerschaftsurlaub.
Ze is momenteel op zwangerschapsverlof en komt over drie maanden terug.
Vaderschapsverlof
Vaterschaftsurlaub.
Hij heeft vaderschapsverlof genomen om voor zijn newborn te zorgen.
Speelgoed
Spielzeug.
We hebben te veel speelgoed gekocht voor zijn verjaardag.
Kraamzorg
Wochenpflege, Betreuung nach der Geburt.
De kraamzorg helpt haar met de baby tijdens de eerste weken na de geboorte.
Durch die Anwendung dieser Ausdrücke können deutschsprachige Lernende ihre Sprachkenntnisse im Bereich der Elternschaft und Kinderbetreuung erweitern und sich im niederländischsprachigen Raum besser verständigen.