Future Perfect – Übung 1
2. Over drie jaar *zal* zij haar diploma behaald hebben. (Verwende „zal“ und das Partizip Perfekt von „behalen“)
3. Volgende week *zullen* wij het huis schoongemaakt hebben. (Nutze „zullen“ für Mehrzahl und Partizip Perfekt von „schoonmaken“)
4. Straks *zal* hij de brief geschreven hebben. (Zukunftsform von „zullen“ + Partizip Perfekt von „schrijven“)
5. Binnen een uur *zal* ik mijn taak afgemaakt hebben. (Verwende „zal“ und das Partizip Perfekt von „afmaken“)
6. Tegen die tijd *zullen* zij al vertrokken zijn. (Zukunftsform von „zullen“ + Partizip Perfekt von „vertrekken“ mit „zijn“)
7. Over twee maanden *zal* hij het project afgerond hebben. (Zukunftsform von „zullen“ + Partizip Perfekt von „afronden“)
8. Aan het eind van de dag *zullen* wij alles geregeld hebben. (Zukunftsform von „zullen“ + Partizip Perfekt von „regelen“)
9. Morgen *zal* zij het rapport ingeleverd hebben. (Verwende „zal“ + Partizip Perfekt von „inleveren“)
10. Over een uur *zullen* ze het probleem opgelost hebben. (Zukunftsform von „zullen“ + Partizip Perfekt von „oplossen“)
Future Perfect – Übung 2
2. Over vijf jaar *zullen* zij een nieuw huis gebouwd hebben. (Zukunftsform von „zullen“ + Partizip Perfekt von „bouwen“)
3. Binnen twee weken *zal* ik mijn nieuwe baan gevonden hebben. (Zukunftsform von „zal“ + Partizip Perfekt von „vinden“)
4. Over een maand *zullen* wij onze reis geboekt hebben. (Zukunftsform von „zullen“ + Partizip Perfekt von „boeken“)
5. Tegen het weekend *zal* hij het examen gemaakt hebben. (Zukunftsform von „zal“ + Partizip Perfekt von „maken“)
6. Straks *zullen* ze het cadeau ingepakt hebben. (Zukunftsform von „zullen“ + Partizip Perfekt von „inpakken“)
7. Over drie dagen *zal* zij haar presentatie gegeven hebben. (Zukunftsform von „zal“ + Partizip Perfekt von „geven“)
8. Aan het einde van het jaar *zullen* wij alle doelen bereikt hebben. (Zukunftsform von „zullen“ + Partizip Perfekt von „bereiken“)
9. Morgen *zal* hij zijn auto gewassen hebben. (Zukunftsform von „zal“ + Partizip Perfekt von „wassen“)
10. Over een uur *zullen* zij het antwoord gevonden hebben. (Zukunftsform von „zullen“ + Partizip Perfekt von „vinden“)