Übung 1: Simple Past regelmäßiger Verben
2. Wij *speelden* vorige week voetbal. (Tipp: Bei Verben auf „-en“ wird „-de“ oder „-te“ angehängt.)
3. Jullie *maakten* een mooie tekening. (Tipp: Verben mit einem kurzen Stammvokal erhalten „-te“.)
4. Ik *belde* haar gisterenavond op. (Tipp: Verben mit stimmlosen Endkonsonanten bekommen „-de“.)
5. Zij *wachtte* lang op de bus. (Tipp: Doppelte Konsonanten bleiben erhalten und „-te“ wird angehängt.)
6. De kinderen *speelden* in het park. (Tipp: Wiederholung: regelmäßiges Verb mit „-de“ im Simple Past.)
7. Hij *kookte* een lekkere maaltijd. (Tipp: Verben mit stimmlosen Endkonsonanten bekommen „-te“.)
8. Wij *praatten* urenlang over het feest. (Tipp: Verben mit d/t am Stammende erhalten „-te“.)
9. Jij *wandelde* naar huis. (Tipp: Verben mit kurzen Vokalen und „-lde“ im Simple Past.)
10. De leraar *uitlegde* de grammatica. (Tipp: Verben, die auf „-g“ enden, bekommen „-de“.)
Übung 2: Simple Past unregelmäßiger Verben
2. Zij *zag* de film gisterenavond. (Tipp: Das Verb „zien“ wird im Simple Past zu „zag“.)
3. Wij *waren* erg moe na de reis. (Tipp: Das Verb „zijn“ hat unregelmäßige Formen.)
4. Hij *had* veel werk te doen. (Tipp: Das Verb „hebben“ ist unregelmäßig.)
5. Jullie *namen* het boek mee naar huis. (Tipp: Das Verb „nemen“ ändert den Stammvokal im Simple Past.)
6. De hond *liep* snel naar buiten. (Tipp: Das Verb „lopen“ hat eine unregelmäßige Vergangenheitsform.)
7. Ik *sprak* met mijn vriend over het project. (Tipp: Das Verb „spreken“ verändert den Stammvokal.)
8. Zij *schreef* een brief naar haar familie. (Tipp: Das Verb „schrijven“ hat eine unregelmäßige Form.)
9. Wij *vonden* het boek interessant. (Tipp: Das Verb „vinden“ ist unregelmäßig im Simple Past.)
10. Hij *bracht* het pakket naar het postkantoor. (Tipp: Das Verb „brengen“ ändert im Simple Past den Stammvokal.)