1. *Deze* stoel is heel comfortabel. (힌트: 가까이에 있는 단수 남성/여성 명사)
2. Ik wil graag *die* jas kopen. (힌트: 멀리 있는 단수 여성 명사)
3. *Dit* boek ligt op de tafel. (힌트: 가까이에 있는 단수 중성 명사)
4. Kun je *dat* huis zien? (힌트: 멀리 있는 단수 중성 명사)
5. *Deze* bloemen ruiken heerlijk. (힌트: 가까이에 있는 복수 명사)
6. We gaan naar *die* winkels aan het eind van de straat. (힌트: 멀리 있는 복수 명사)
7. *Dit* brood is vers gebakken. (힌트: 가까이에 있는 단수 중성 명사)
8. Ik vind *dat* schilderij mooi. (힌트: 멀리 있는 단수 중성 명사)
9. *Deze* kinderen spelen buiten. (힌트: 가까이에 있는 복수 명사)
10. Hij draagt *die* schoenen die hij gisteren kocht. (힌트: 멀리 있는 복수 명사)

1. *Deze* auto is nieuw, maar *die* is oud. (힌트: 가까운 것과 먼 것 비교)
2. Ik neem *dit* glas, niet *dat* daar. (힌트: 가까이에 있는 중성 명사와 멀리 있는 중성 명사)
3. *Die* mensen daar zijn mijn vrienden, maar *deze* mensen hier niet. (힌트: 멀리 있는 복수와 가까이 있는 복수)
4. Zij draagt *die* jurk omdat *deze* te klein is. (힌트: 멀리 있는 여성 단수와 가까이 있는 여성 단수)
5. *Dit* huis is groter dan *dat* huis. (힌트: 가까이 있는 중성 단수와 멀리 있는 중성 단수)
6. Ik lees *deze* krant elke ochtend, niet *die* krant van gisteren. (힌트: 가까이 있는 여성 단수와 멀리 있는 여성 단수)
7. *Deze* appels zijn zoet, maar *die* appels zijn zuur. (힌트: 가까이 있는 복수와 멀리 있는 복수)
8. Hij houdt van *dit* lied, maar niet van *dat* lied. (힌트: 가까이 있는 중성 단수와 멀리 있는 중성 단수)
9. *Die* tafel is kapot, dus gebruiken we *deze* tafel. (힌트: 멀리 있는 여성 단수와 가까이 있는 여성 단수)
10. *Deze* foto is recent, maar *die* foto is oud. (힌트: 가까이 있는 여성 단수와 멀리 있는 여성 단수)