네덜란드어 동명사 형태 연습
1. Ik hou van *fietsen* (동명사: fietsen – 자전거 타기).
2. Hij begint met *leren* (동명사: leren – 배우기).
3. We stoppen met *werken* om vijf uur (동명사: werken – 일하기).
4. Ze geniet van *zingen* in de badkamer (동명사: zingen – 노래하기).
5. Jullie zijn goed in *schrijven* (동명사: schrijven – 쓰기).
6. Het kind houdt van *spelen* buiten (동명사: spelen – 놀기).
7. Ik probeer *te begrijpen* wat hij zegt (동명사: begrijpen – 이해하기).
8. Zij zijn bezig met *koken* voor het feest (동명사: koken – 요리하기).
9. We denken aan *reizen* naar Spanje (동명사: reizen – 여행하기).
10. Hij stopt met *roken* voor zijn gezondheid (동명사: roken – 담배 피우기).
2. Hij begint met *leren* (동명사: leren – 배우기).
3. We stoppen met *werken* om vijf uur (동명사: werken – 일하기).
4. Ze geniet van *zingen* in de badkamer (동명사: zingen – 노래하기).
5. Jullie zijn goed in *schrijven* (동명사: schrijven – 쓰기).
6. Het kind houdt van *spelen* buiten (동명사: spelen – 놀기).
7. Ik probeer *te begrijpen* wat hij zegt (동명사: begrijpen – 이해하기).
8. Zij zijn bezig met *koken* voor het feest (동명사: koken – 요리하기).
9. We denken aan *reizen* naar Spanje (동명사: reizen – 여행하기).
10. Hij stopt met *roken* voor zijn gezondheid (동명사: roken – 담배 피우기).
네덜란드어 동명사 문장 완성 연습
1. *Zwemmen* is goed voor je gezondheid (동명사: zwemmen – 수영하기).
2. Ze houdt van *lezen* in het park (동명사: lezen – 읽기).
3. We beginnen met *studeren* om negen uur (동명사: studeren – 공부하기).
4. Hij stopt met *klagen* over het weer (동명사: klagen – 불평하기).
5. Jullie zijn bezig met *bouwen* van een huis (동명사: bouwen – 짓기).
6. Ik geniet van *wandelen* in het bos (동명사: wandelen – 산책하기).
7. Ze proberen *zingen* te verbeteren (동명사: zingen – 노래하기).
8. We denken aan *verhuizen* naar Amsterdam (동명사: verhuizen – 이사하기).
9. Hij houdt van *fotograferen* tijdens vakanties (동명사: fotograferen – 사진 찍기).
10. Zij stoppen met *slapen* laat in de ochtend (동명사: slapen – 잠자기).
2. Ze houdt van *lezen* in het park (동명사: lezen – 읽기).
3. We beginnen met *studeren* om negen uur (동명사: studeren – 공부하기).
4. Hij stopt met *klagen* over het weer (동명사: klagen – 불평하기).
5. Jullie zijn bezig met *bouwen* van een huis (동명사: bouwen – 짓기).
6. Ik geniet van *wandelen* in het bos (동명사: wandelen – 산책하기).
7. Ze proberen *zingen* te verbeteren (동명사: zingen – 노래하기).
8. We denken aan *verhuizen* naar Amsterdam (동명사: verhuizen – 이사하기).
9. Hij houdt van *fotograferen* tijdens vakanties (동명사: fotograferen – 사진 찍기).
10. Zij stoppen met *slapen* laat in de ochtend (동명사: slapen – 잠자기).