동사의 현재 시제와 인칭 변화 연습
1. Ik *loop* elke dag naar school. (현재 시제, 1인칭 단수)
2. Jij *werkt* hard op je project. (현재 시제, 2인칭 단수)
3. Hij *speelt* graag voetbal in het park. (현재 시제, 3인칭 단수)
4. Wij *leren* Nederlands samen. (현재 시제, 1인칭 복수)
5. Jullie *wonen* in Amsterdam. (현재 시제, 2인칭 복수)
6. Zij *fietsen* elke ochtend naar het werk. (현재 시제, 3인칭 복수)
7. Jij *bent* heel vriendelijk. (동사 ‘zijn’ 현재 시제, 2인칭 단수)
8. Hij *heeft* een nieuwe auto. (동사 ‘hebben’ 현재 시제, 3인칭 단수)
9. Wij *zijn* studenten aan de universiteit. (동사 ‘zijn’ 현재 시제, 1인칭 복수)
10. Zij *hebben* veel huiswerk vandaag. (동사 ‘hebben’ 현재 시제, 3인칭 복수)
2. Jij *werkt* hard op je project. (현재 시제, 2인칭 단수)
3. Hij *speelt* graag voetbal in het park. (현재 시제, 3인칭 단수)
4. Wij *leren* Nederlands samen. (현재 시제, 1인칭 복수)
5. Jullie *wonen* in Amsterdam. (현재 시제, 2인칭 복수)
6. Zij *fietsen* elke ochtend naar het werk. (현재 시제, 3인칭 복수)
7. Jij *bent* heel vriendelijk. (동사 ‘zijn’ 현재 시제, 2인칭 단수)
8. Hij *heeft* een nieuwe auto. (동사 ‘hebben’ 현재 시제, 3인칭 단수)
9. Wij *zijn* studenten aan de universiteit. (동사 ‘zijn’ 현재 시제, 1인칭 복수)
10. Zij *hebben* veel huiswerk vandaag. (동사 ‘hebben’ 현재 시제, 3인칭 복수)
명사의 성과 복수형 연습
1. De *man* loopt in het park. (남성 단수형)
2. De *mannen* werken in de fabriek. (남성 복수형, -en 규칙)
3. Het *boek* ligt op tafel. (중성 단수형)
4. De *boeken* zijn nieuw. (중성 복수형, -en 규칙)
5. De *vrouw* koopt bloemen. (여성 단수형)
6. De *vrouwen* praten samen. (여성 복수형, -en 규칙)
7. Het *huis* is groot. (중성 단수형)
8. De *huizen* zijn oud. (중성 복수형, -en 규칙)
9. De *stoel* is kapot. (남성 단수형)
10. De *stoelen* staan in de kamer. (남성 복수형, -en 규칙)
2. De *mannen* werken in de fabriek. (남성 복수형, -en 규칙)
3. Het *boek* ligt op tafel. (중성 단수형)
4. De *boeken* zijn nieuw. (중성 복수형, -en 규칙)
5. De *vrouw* koopt bloemen. (여성 단수형)
6. De *vrouwen* praten samen. (여성 복수형, -en 규칙)
7. Het *huis* is groot. (중성 단수형)
8. De *huizen* zijn oud. (중성 복수형, -en 규칙)
9. De *stoel* is kapot. (남성 단수형)
10. De *stoelen* staan in de kamer. (남성 복수형, -en 규칙)