네덜란드어 반사 동사 연습 1
1. Ik *was* me elke ochtend. (Hint: ‘me’는 자기 자신을 의미하며 ‘was’는 씻다의 반사 동사 형태입니다.)
2. Jij *kleedt* je snel aan. (Hint: ‘aankleden’의 반사 동사로 옷을 입다라는 의미입니다.)
3. Hij *scheert* zich elke dag. (Hint: ‘scheren’의 반사 동사로 면도하다라는 뜻입니다.)
4. Wij *verheugen* ons op het feest. (Hint: ‘verheugen zich’는 기대하다라는 뜻의 반사 동사입니다.)
5. Jullie *wassen* je handen voor het eten. (Hint: ‘wassen zich’는 씻다라는 반사 동사입니다.)
6. Zij *verveelt* zich tijdens de les. (Hint: ‘vervelen zich’는 지루해하다라는 반사 동사입니다.)
7. Ik *rust* me uit na het werk. (Hint: ‘uitrusten zich’는 휴식하다라는 반사 동사입니다.)
8. Jij *bent* je bewust van de situatie. (Hint: ‘bewust zijn van’는 인식하다라는 의미의 표현입니다.)
9. Hij *haast* zich naar school. (Hint: ‘haasten zich’는 서두르다라는 반사 동사입니다.)
10. Wij *verontschuldigen* ons voor de fout. (Hint: ‘verontschuldigen zich’는 사과하다라는 반사 동사입니다.)
2. Jij *kleedt* je snel aan. (Hint: ‘aankleden’의 반사 동사로 옷을 입다라는 의미입니다.)
3. Hij *scheert* zich elke dag. (Hint: ‘scheren’의 반사 동사로 면도하다라는 뜻입니다.)
4. Wij *verheugen* ons op het feest. (Hint: ‘verheugen zich’는 기대하다라는 뜻의 반사 동사입니다.)
5. Jullie *wassen* je handen voor het eten. (Hint: ‘wassen zich’는 씻다라는 반사 동사입니다.)
6. Zij *verveelt* zich tijdens de les. (Hint: ‘vervelen zich’는 지루해하다라는 반사 동사입니다.)
7. Ik *rust* me uit na het werk. (Hint: ‘uitrusten zich’는 휴식하다라는 반사 동사입니다.)
8. Jij *bent* je bewust van de situatie. (Hint: ‘bewust zijn van’는 인식하다라는 의미의 표현입니다.)
9. Hij *haast* zich naar school. (Hint: ‘haasten zich’는 서두르다라는 반사 동사입니다.)
10. Wij *verontschuldigen* ons voor de fout. (Hint: ‘verontschuldigen zich’는 사과하다라는 반사 동사입니다.)
네덜란드어 반사 동사 연습 2
1. Zij *voorbereidt* zich op het examen. (Hint: ‘voorbereiden zich’는 준비하다라는 반사 동사입니다.)
2. Ik *meld* me bij de receptie aan. (Hint: ‘melden zich aan’는 등록하다라는 뜻입니다.)
3. Jij *vergist* je in de datum. (Hint: ‘vergissen zich’는 착각하다라는 반사 동사입니다.)
4. Hij *herinnert* zich de afspraak. (Hint: ‘herinneren zich’는 기억하다라는 반사 동사입니다.)
5. Wij *verplaatsen* ons naar de vergaderzaal. (Hint: ‘verplaatsen zich’는 이동하다라는 반사 동사입니다.)
6. Jullie *voelen* je moe na het sporten. (Hint: ‘voelen zich’는 느끼다라는 반사 동사입니다.)
7. Zij *kapotmaken* zich niet zo snel. (Hint: ‘kapotmaken zich’는 상하다라는 뜻입니다.)
8. Ik *verspreid* me niet in het verhaal. (Hint: ‘verspreiden zich’는 퍼지다라는 반사 동사입니다.)
9. Jij *gedraagt* je netjes op school. (Hint: ‘gedragen zich’는 행동하다라는 반사 동사입니다.)
10. Hij *schermt* zich tegen de zon. (Hint: ‘schermen zich’는 보호하다라는 반사 동사입니다.)
2. Ik *meld* me bij de receptie aan. (Hint: ‘melden zich aan’는 등록하다라는 뜻입니다.)
3. Jij *vergist* je in de datum. (Hint: ‘vergissen zich’는 착각하다라는 반사 동사입니다.)
4. Hij *herinnert* zich de afspraak. (Hint: ‘herinneren zich’는 기억하다라는 반사 동사입니다.)
5. Wij *verplaatsen* ons naar de vergaderzaal. (Hint: ‘verplaatsen zich’는 이동하다라는 반사 동사입니다.)
6. Jullie *voelen* je moe na het sporten. (Hint: ‘voelen zich’는 느끼다라는 반사 동사입니다.)
7. Zij *kapotmaken* zich niet zo snel. (Hint: ‘kapotmaken zich’는 상하다라는 뜻입니다.)
8. Ik *verspreid* me niet in het verhaal. (Hint: ‘verspreiden zich’는 퍼지다라는 반사 동사입니다.)
9. Jij *gedraagt* je netjes op school. (Hint: ‘gedragen zich’는 행동하다라는 반사 동사입니다.)
10. Hij *schermt* zich tegen de zon. (Hint: ‘schermen zich’는 보호하다라는 반사 동사입니다.)