1. Dit is het *grootste* huis in de straat. (ヒント：grootの最上級形)
2. Zij is de *slimste* student van de klas. (ヒント：slimの最上級形)
3. Dit is het *mooiste* schilderij van het museum. (ヒント：mooiの最上級形)
4. Jan loopt het *snelste* van iedereen. (ヒント：snelの最上級形)
5. Dit restaurant serveert het *lekkerste* eten. (ヒント：lekkerの最上級形)
6. Het *oudste* gebouw staat in het centrum. (ヒント：oudの最上級形)
7. Zij draagt de *duurste* jurk op het feest. (ヒント：duurの最上級形)
8. Dit is het *nieuwste* model van de auto. (ヒント：nieuwの最上級形)
9. Peter is de *vriendelijkste* buurman. (ヒント：vriendelijkの最上級形)
10. Dit is de *hoogste* berg in Nederland. (ヒント：hoogの最上級形)

1. Het *kleinste* kindje slaapt al. (ヒント：kleinの最上級形)
2. Zij heeft de *beste* ideeën van de groep. (ヒント：goedの最上級形)
3. Dit is de *warmste* dag van het jaar. (ヒント：warmの最上級形)
4. Hij rijdt de *veiligste* auto. (ヒント：veiligの最上級形)
5. Dit is het *helderste* licht in de kamer. (ヒント：helderの最上級形)
6. Zij zingt de *mooiste* liedjes. (ヒント：mooiの最上級形)
7. Het is de *langste* weg die ik ooit heb gezien. (ヒント：langの最上級形)
8. Dit boek is het *interessantste* van de bibliotheek. (ヒント：interessantの最上級形)
9. Hij is de *sterkste* man in het team. (ヒント：sterkの最上級形)
10. Dat was de *leukste* dag van mijn vakantie. (ヒント：leukの最上級形)