1. Ik ga naar de winkel *omdat* ik brood nodig heb. (理由を表す接続詞)
2. Jij blijft thuis, *terwijl* ik naar mijn werk ga. (対比を表す接続詞)
3. We wachten tot het stopt met regenen, *voordat* we naar buiten gaan. (時間を表す接続詞)
4. Hij werkt hard, *zodat* hij promotie kan krijgen. (目的を表す接続詞)
5. Ik neem een paraplu *want* het gaat regenen. (理由を表す接続詞)
6. Je moet eerst je huiswerk maken, *dan* mag je spelen. (順序を表す接続詞)
7. Ze bleef lachen, *ook al* was ze moe. (譲歩を表す接続詞)
8. We gaan naar het park, *als* het mooi weer is. (条件を表す接続詞)
9. Hij is ziek, *dus* hij blijft thuis. (結果を表す接続詞)
10. Ik studeer Nederlands, *omdat* ik in Nederland wil wonen. (理由を表す接続詞)

1. We vertrekken nu, *tenzij* het gaat regenen. (条件の否定を表す接続詞)
2. Hij gaat naar het feest, *hoewel* hij moe is. (譲歩を表す接続詞)
3. Je moet hard werken, *zodat* je je doelen bereikt. (目的を表す接続詞)
4. Ze leest een boek, *terwijl* haar broer tv kijkt. (同時進行を表す接続詞)
5. Ik bel je later, *nadat* ik klaar ben met werk. (時間を表す接続詞)
6. We eten snel, *voordat* de film begint. (時間を表す接続詞)
7. Hij neemt een taxi, *omdat* hij laat is. (理由を表す接続詞)
8. Je mag naar buiten, *als* je je jas aandoet. (条件を表す接続詞)
9. Ik blijf thuis, *want* ik voel me niet goed. (理由を表す接続詞)
10. Ze gaat naar school, *hoewel* het regent. (譲歩を表す接続詞)