オランダ語再帰動詞練習1
1. Ik *was* me elke ochtend. (wasは「洗う」の意味の再帰動詞の現在形)
2. Jij *kleedt* je snel aan voor het feest. (kleedtは「着替える」の現在形)
3. Hij *schaamt* zich voor zijn fout. (schaamt zichは「恥ずかしがる」の現在形)
4. Wij *verheugen* ons op de vakantie. (verheugen onsは「楽しみにする」の現在形)
5. Jullie *vergissen* je vaak in de datum. (vergissen jeは「間違える」の現在形)
6. Zij *haast* zich om op tijd te zijn. (haast zichは「急ぐ」の現在形)
7. Ik *rust* me uit na het werk. (rust me uitは「休む」の現在形)
8. Jij *maakt* je zorgen over het examen. (maakt je zorgenは「心配する」の現在形)
9. Hij *verveelt* zich tijdens de les. (verveelt zichは「退屈する」の現在形)
10. Wij *trekken* ons terug na het conflict. (trekken ons terugは「引き下がる」の現在形)
2. Jij *kleedt* je snel aan voor het feest. (kleedtは「着替える」の現在形)
3. Hij *schaamt* zich voor zijn fout. (schaamt zichは「恥ずかしがる」の現在形)
4. Wij *verheugen* ons op de vakantie. (verheugen onsは「楽しみにする」の現在形)
5. Jullie *vergissen* je vaak in de datum. (vergissen jeは「間違える」の現在形)
6. Zij *haast* zich om op tijd te zijn. (haast zichは「急ぐ」の現在形)
7. Ik *rust* me uit na het werk. (rust me uitは「休む」の現在形)
8. Jij *maakt* je zorgen over het examen. (maakt je zorgenは「心配する」の現在形)
9. Hij *verveelt* zich tijdens de les. (verveelt zichは「退屈する」の現在形)
10. Wij *trekken* ons terug na het conflict. (trekken ons terugは「引き下がる」の現在形)
オランダ語再帰動詞練習2
1. Ik *heb* me gisteren geschoren. (heb me geschorenは「髭を剃る」の過去形)
2. Jij *bent* je aan het voorbereiden op de presentatie. (bent je aan het voorbereidenは「準備している」の現在進行形)
3. Zij *heeft* zich verslapen vanochtend. (heeft zich verslapenは「寝坊する」の過去形)
4. Wij *hebben* ons gerealiseerd dat het laat is. (hebben ons gerealiseerdは「気づく」の過去形)
5. Jullie *hebben* je vergist in het adres. (hebben je vergistは「間違える」の過去形)
6. Hij *is* zich aan het voorbereiden op de wedstrijd. (is zich aan het voorbereidenは「準備している」の現在進行形)
7. Ik *heb* me verslapen door de wekker. (heb me verslapenは「寝坊する」の過去形)
8. Jij *bent* je aan het haasten naar het werk. (bent je aan het haastenは「急いでいる」の現在進行形)
9. Zij *heeft* zich omgekleed voor het feest. (heeft zich omgekleedは「着替える」の過去形)
10. Wij *hebben* ons vermaakt op het feest. (hebben ons vermaaktは「楽しむ」の過去形)
2. Jij *bent* je aan het voorbereiden op de presentatie. (bent je aan het voorbereidenは「準備している」の現在進行形)
3. Zij *heeft* zich verslapen vanochtend. (heeft zich verslapenは「寝坊する」の過去形)
4. Wij *hebben* ons gerealiseerd dat het laat is. (hebben ons gerealiseerdは「気づく」の過去形)
5. Jullie *hebben* je vergist in het adres. (hebben je vergistは「間違える」の過去形)
6. Hij *is* zich aan het voorbereiden op de wedstrijd. (is zich aan het voorbereidenは「準備している」の現在進行形)
7. Ik *heb* me verslapen door de wekker. (heb me verslapenは「寝坊する」の過去形)
8. Jij *bent* je aan het haasten naar het werk. (bent je aan het haastenは「急いでいる」の現在進行形)
9. Zij *heeft* zich omgekleed voor het feest. (heeft zich omgekleedは「着替える」の過去形)
10. Wij *hebben* ons vermaakt op het feest. (hebben ons vermaaktは「楽しむ」の過去形)