不定詞の基本形練習
1. Ik wil *leren* Nederlands spreken. (「〜したい」の「willen」の後には動詞の基本形が続きます)
2. Zij kan *lopen* snel. (「できる」の「kunnen」の後には不定詞が続きます)
3. Wij hopen *komen* naar het feest. (「希望する」の「hoeven」の後は不定詞)
4. Jij moet *studeren* voor het examen. (「〜しなければならない」の「moeten」の後は不定詞)
5. Hij probeert *begrijpen* de opdracht. (「試みる」の「proberen」の後は不定詞)
6. Jullie mogen *spelen* in de tuin. (「〜してもよい」の「mogen」の後は不定詞)
7. Ik ben van plan *reizen* naar Amsterdam. (「〜するつもりだ」の表現の後は不定詞)
8. Zij weigert *helpen* met de taak. (「拒否する」の「weigeren」の後は不定詞)
9. We besluiten *eten* bij dat restaurant. (「決める」の「besluiten」の後は不定詞)
10. Je moet *luisteren* naar de leraar. (「〜しなければならない」の「moeten」の後は不定詞)
2. Zij kan *lopen* snel. (「できる」の「kunnen」の後には不定詞が続きます)
3. Wij hopen *komen* naar het feest. (「希望する」の「hoeven」の後は不定詞)
4. Jij moet *studeren* voor het examen. (「〜しなければならない」の「moeten」の後は不定詞)
5. Hij probeert *begrijpen* de opdracht. (「試みる」の「proberen」の後は不定詞)
6. Jullie mogen *spelen* in de tuin. (「〜してもよい」の「mogen」の後は不定詞)
7. Ik ben van plan *reizen* naar Amsterdam. (「〜するつもりだ」の表現の後は不定詞)
8. Zij weigert *helpen* met de taak. (「拒否する」の「weigeren」の後は不定詞)
9. We besluiten *eten* bij dat restaurant. (「決める」の「besluiten」の後は不定詞)
10. Je moet *luisteren* naar de leraar. (「〜しなければならない」の「moeten」の後は不定詞)
不定詞を使った目的表現の練習
1. Ik ga naar de winkel *om* *te* *kopen* brood. (目的を表す「om te + 不定詞」の形)
2. Zij studeert hard *om* *te* *slagen* voor het examen. (「合格するために」の表現)
3. Wij blijven thuis *om* *te* *rusten*. (「休むために」の不定詞表現)
4. Hij werkt veel *om* *te* *verdienen* geld. (「お金を稼ぐために」)
5. Jullie oefenen elke dag *om* *te* *worden* beter. (「上手くなるために」)
6. Ik leer Nederlands *om* *te* *communiceren* met de mensen. (「人々とコミュニケーションを取るために」)
7. Zij reist naar Parijs *om* *te* *bezoeken* de musea. (「博物館を訪れるために」)
8. We sparen geld *om* *te* *kopen* een huis. (「家を買うために」)
9. Hij stopt met roken *om* *te* *worden* gezonder. (「健康になるために」)
10. Jij moet oefenen *om* *te* *verbeteren* je Nederlands. (「オランダ語を上達させるために」)
2. Zij studeert hard *om* *te* *slagen* voor het examen. (「合格するために」の表現)
3. Wij blijven thuis *om* *te* *rusten*. (「休むために」の不定詞表現)
4. Hij werkt veel *om* *te* *verdienen* geld. (「お金を稼ぐために」)
5. Jullie oefenen elke dag *om* *te* *worden* beter. (「上手くなるために」)
6. Ik leer Nederlands *om* *te* *communiceren* met de mensen. (「人々とコミュニケーションを取るために」)
7. Zij reist naar Parijs *om* *te* *bezoeken* de musea. (「博物館を訪れるために」)
8. We sparen geld *om* *te* *kopen* een huis. (「家を買うために」)
9. Hij stopt met roken *om* *te* *worden* gezonder. (「健康になるために」)
10. Jij moet oefenen *om* *te* *verbeteren* je Nederlands. (「オランダ語を上達させるために」)