動詞の現在形と過去形のフォーム練習
1. Ik *loop* naar school. (現在形の動詞 “lopen” の1人称単数形)
2. Jij *werkte* gisteren hard. (過去形の “werken”、2人称単数)
3. Hij *speelt* elke dag voetbal. (現在形の “spelen”、3人称単数)
4. Wij *wonen* in Amsterdam. (現在形の “wonen”、1人称複数)
5. Jullie *keken* naar de film. (過去形の “kijken”、2人称複数)
6. Zij *leest* een boek. (現在形の “lezen”、3人称単数)
7. Ik *kocht* een nieuwe jas. (過去形の “kopen”、1人称単数)
8. Jij *praat* te snel. (現在形の “praten”、2人称単数)
9. Hij *werkte* tot laat. (過去形の “werken”、3人称単数)
10. Wij *spelen* samen in het park. (現在形の “spelen”、1人称複数)
2. Jij *werkte* gisteren hard. (過去形の “werken”、2人称単数)
3. Hij *speelt* elke dag voetbal. (現在形の “spelen”、3人称単数)
4. Wij *wonen* in Amsterdam. (現在形の “wonen”、1人称複数)
5. Jullie *keken* naar de film. (過去形の “kijken”、2人称複数)
6. Zij *leest* een boek. (現在形の “lezen”、3人称単数)
7. Ik *kocht* een nieuwe jas. (過去形の “kopen”、1人称単数)
8. Jij *praat* te snel. (現在形の “praten”、2人称単数)
9. Hij *werkte* tot laat. (過去形の “werken”、3人称単数)
10. Wij *spelen* samen in het park. (現在形の “spelen”、1人称複数)
過去分詞形と完了形のフォーム練習
1. Ik heb een boek *gelezen*. (完了形の過去分詞 “lezen”)
2. Jij hebt een brief *geschreven*. (完了形の過去分詞 “schrijven”)
3. Hij heeft de deur *geopend*. (完了形の過去分詞 “openen”)
4. Wij hebben in Nederland *gewoond*. (完了形の過去分詞 “wonen”)
5. Jullie hebben de fiets *gerepareerd*. (完了形の過去分詞 “repareren”)
6. Zij heeft de taart *gebakken*. (完了形の過去分詞 “bakken”)
7. Ik heb de krant *gelezen*. (完了形の過去分詞 “lezen”)
8. Jij hebt het cadeau *gekregen*. (完了形の過去分詞 “krijgen”)
9. Hij heeft het probleem *opgelost*. (完了形の過去分詞 “oplossen”)
10. Wij hebben samen *gewerkt*. (完了形の過去分詞 “werken”)
2. Jij hebt een brief *geschreven*. (完了形の過去分詞 “schrijven”)
3. Hij heeft de deur *geopend*. (完了形の過去分詞 “openen”)
4. Wij hebben in Nederland *gewoond*. (完了形の過去分詞 “wonen”)
5. Jullie hebben de fiets *gerepareerd*. (完了形の過去分詞 “repareren”)
6. Zij heeft de taart *gebakken*. (完了形の過去分詞 “bakken”)
7. Ik heb de krant *gelezen*. (完了形の過去分詞 “lezen”)
8. Jij hebt het cadeau *gekregen*. (完了形の過去分詞 “krijgen”)
9. Hij heeft het probleem *opgelost*. (完了形の過去分詞 “oplossen”)
10. Wij hebben samen *gewerkt*. (完了形の過去分詞 “werken”)