オランダ語のスポーツ関連の語彙

オランダ語でスポーツ関連の会話を楽しむために、以下の重要な単語を学びましょう。これらは試合中やスポーツのニュースでよく使われる語彙です。

Wedstrijd – 試合、競技。
De wedstrijd tussen de twee teams was zeer spannend.

Speler – 選手、プレーヤー。
Elke speler moet zijn best doen om te winnen.

Doelpunt – ゴール、得点。
Hij maakte een prachtig doelpunt in de laatste minuut.

Veld – フィールド、競技場。
Het voetbalveld was nat na de regen.

Scheidsrechter – 審判、レフェリー。
De scheidsrechter floot voor een overtreding.

Training – 練習、トレーニング。
De training van vandaag was erg zwaar.

Coach – コーチ、指導者。
De coach gaf instructies vanaf de zijlijn.

Team – チーム。
Ons team heeft vandaag goed gespeeld.

Toernooi – トーナメント、大会。
Ze bereiden zich voor op het komende toernooi.

Score – スコア、得点。
Wat is de score nu?

Kampioenschap – 選手権、チャンピオンシップ。
Ze wonnen het nationale kampioenschap.

Supporter – サポーター、応援者。
De supporters juichten luid toen hun team scoorde.

Uitrusting – 装備、用具。
Zorg ervoor dat je uitrusting compleet is voordat de wedstrijd begint.

Blessure – けが、負傷。
Hij kon niet spelen vanwege een blessure.

Competitie – 競争、リーグ。
De competitie dit seizoen is zeer intens.

Winnen – 勝つ。
Het is belangrijk om te spelen om te winnen.

Verliezen – 負ける。
Ondanks hun inspanningen, verloren ze de wedstrijd.

Gelijkspel – 引き分け。
De wedstrijd eindigde in een gelijkspel.

Halftime – ハーフタイム、中休み。
Tijdens de halftime bespraken ze hun strategie.

Finale – 決勝、ファイナル。
Ze bereikten de finale na vele zware wedstrijden.

Penalty – ペナルティ、罰。
De penalty was beslissend voor de uitkomst van de wedstrijd.

Timeout – タイムアウト、休憩時間。
De coach vroeg een timeout aan om het team te hergroeperen.

Vrije trap – フリーキック。
Hij scoorde vanuit een vrije trap net buiten het strafschopgebied.

これらの単語をマスターすることで、オランダ語でのスポーツに関する会話がよりスムーズに、そして楽しくなるでしょう。スポーツの試合を見ながらこれらの単語を耳にすることで、理解が深まります。練習を重ね、実際にこれらの単語を使ってみてください。

TalkpalはAIを搭載した言語チューターです。 画期的なテクノロジーで57以上の言語を5倍速く学べます。

Learn languages faster
with ai

5倍速く学ぶ