オランダ語指示代名詞練習①(近称・遠称の使い分け)
1. *Deze* appel is rood. (この「deze」は、近くにある「de」名詞に使います。)
2. Ik wil graag *die* jas kopen. (「die」は遠くにある「de」名詞に使います。)
3. *Dit* boek is interessant. (「dit」は近くにある「het」名詞に使います。)
4. Kun je *dat* huis zien? (「dat」は遠くにある「het」名詞に使います。)
5. *Deze* bloemen ruiken lekker. (「deze」は複数の「de」名詞にも使います。)
6. Ik neem *die* stoelen mee. (「die」は複数の「de」名詞で遠称に使います。)
7. *Dit* kind speelt buiten. (「dit」は単数の「het」名詞の近称です。)
8. Kijk naar *dat* schilderij aan de muur. (遠い「het」名詞に「dat」を使います。)
9. *Deze* auto’s zijn nieuw. (複数形の「de」名詞に近称の「deze」。)
10. Wil je *die* lamp uitdoen? (遠称の複数形「de」名詞に「die」。)
2. Ik wil graag *die* jas kopen. (「die」は遠くにある「de」名詞に使います。)
3. *Dit* boek is interessant. (「dit」は近くにある「het」名詞に使います。)
4. Kun je *dat* huis zien? (「dat」は遠くにある「het」名詞に使います。)
5. *Deze* bloemen ruiken lekker. (「deze」は複数の「de」名詞にも使います。)
6. Ik neem *die* stoelen mee. (「die」は複数の「de」名詞で遠称に使います。)
7. *Dit* kind speelt buiten. (「dit」は単数の「het」名詞の近称です。)
8. Kijk naar *dat* schilderij aan de muur. (遠い「het」名詞に「dat」を使います。)
9. *Deze* auto’s zijn nieuw. (複数形の「de」名詞に近称の「deze」。)
10. Wil je *die* lamp uitdoen? (遠称の複数形「de」名詞に「die」。)
オランダ語指示代名詞練習②(文脈に合わせた指示代名詞の選択)
1. *Dit* is mijn pen. (「pen」は「de」名詞ですが、例外的に近くの単数で「dit」を使うことはありません。ここは正しく「deze」ではなく「dit」?注意。)
2. Ik zie *die* man daar. (遠くの単数「de」名詞なので「die」。)
3. *Deze* tafel is oud. (近くの単数「de」名詞に「deze」。)
4. Wil je *dat* boek lezen? (遠くの単数「het」名詞に「dat」。)
5. *Die* kinderen spelen voetbal. (遠くの複数「de」名詞に「die」。)
6. Heb je *dit* water gedronken? (近くの単数「het」名詞に「dit」。)
7. *Die* huizen zijn groot. (遠くの複数「de」名詞に「die」。)
8. Neem *deze* koekjes, alsjeblieft. (近くの複数「de」名詞に「deze」。)
9. Ik hou van *dat* liedje. (遠くの単数「het」名詞に「dat」。)
10. *Dit* meisje is mijn zus. (近くの単数「het」名詞に「dit」。)
2. Ik zie *die* man daar. (遠くの単数「de」名詞なので「die」。)
3. *Deze* tafel is oud. (近くの単数「de」名詞に「deze」。)
4. Wil je *dat* boek lezen? (遠くの単数「het」名詞に「dat」。)
5. *Die* kinderen spelen voetbal. (遠くの複数「de」名詞に「die」。)
6. Heb je *dit* water gedronken? (近くの単数「het」名詞に「dit」。)
7. *Die* huizen zijn groot. (遠くの複数「de」名詞に「die」。)
8. Neem *deze* koekjes, alsjeblieft. (近くの複数「de」名詞に「deze」。)
9. Ik hou van *dat* liedje. (遠くの単数「het」名詞に「dat」。)
10. *Dit* meisje is mijn zus. (近くの単数「het」名詞に「dit」。)