オランダ語動名詞練習①
1. Ik hou van *lezen* (動名詞は「読む」ことを表す不定形動詞です).
2. Hij begint met *werken* om acht uur (「始める」の後は動名詞を使います).
3. Wij stoppen met *roken* vanwege de gezondheid (「やめる」の後は動名詞です).
4. Zij geniet van *zwemmen* in het zwembad (「楽しむ」の後は動名詞です).
5. Jullie denken aan *studeren* voor het examen (「考える」の後は動名詞です).
6. Ik vermijd het *eten* van te veel suiker (「避ける」の後は動名詞です).
7. Hij houdt op met *klagen* over het werk (「やめる」の後は動名詞です).
8. Wij hopen *te reizen* volgend jaar (「望む」の後は不定詞ですが、動名詞もよく使います).
9. Ze zijn bezig met *leren* voor de toets (「~している」の後は動名詞です).
10. Jij bent goed in *schrijven* van verhalen (「上手である」の後は動名詞です).
2. Hij begint met *werken* om acht uur (「始める」の後は動名詞を使います).
3. Wij stoppen met *roken* vanwege de gezondheid (「やめる」の後は動名詞です).
4. Zij geniet van *zwemmen* in het zwembad (「楽しむ」の後は動名詞です).
5. Jullie denken aan *studeren* voor het examen (「考える」の後は動名詞です).
6. Ik vermijd het *eten* van te veel suiker (「避ける」の後は動名詞です).
7. Hij houdt op met *klagen* over het werk (「やめる」の後は動名詞です).
8. Wij hopen *te reizen* volgend jaar (「望む」の後は不定詞ですが、動名詞もよく使います).
9. Ze zijn bezig met *leren* voor de toets (「~している」の後は動名詞です).
10. Jij bent goed in *schrijven* van verhalen (「上手である」の後は動名詞です).
オランダ語動名詞練習②
1. Ik ben geïnteresseerd in *koken* (「興味がある」の後は動名詞を使います).
2. Zij heeft moeite met *begrijpen* van de tekst (「困難がある」の後は動名詞です).
3. Wij denken aan *verhuizen* naar een nieuw huis (「考えている」の後は動名詞です).
4. Hij houdt niet van *vliegen* met het vliegtuig (「好きではない」の後は動名詞です).
5. Jullie zijn gewend aan *wonen* in de stad (「慣れている」の後は動名詞です).
6. Ik ben bang voor *vallen* van de trap (「怖がる」の後は動名詞です).
7. Zij is goed in *zingen* tijdens het feest (「得意である」の後は動名詞です).
8. Wij stoppen met *kijken* naar televisie laat (「やめる」の後は動名詞です).
9. Hij begint met *leren* elke dag Nederlands (「始める」の後は動名詞です).
10. Jij denkt aan *beginnen* met een nieuwe hobby (「考えている」の後は動名詞です).
2. Zij heeft moeite met *begrijpen* van de tekst (「困難がある」の後は動名詞です).
3. Wij denken aan *verhuizen* naar een nieuw huis (「考えている」の後は動名詞です).
4. Hij houdt niet van *vliegen* met het vliegtuig (「好きではない」の後は動名詞です).
5. Jullie zijn gewend aan *wonen* in de stad (「慣れている」の後は動名詞です).
6. Ik ben bang voor *vallen* van de trap (「怖がる」の後は動名詞です).
7. Zij is goed in *zingen* tijdens het feest (「得意である」の後は動名詞です).
8. Wij stoppen met *kijken* naar televisie laat (「やめる」の後は動名詞です).
9. Hij begint met *leren* elke dag Nederlands (「始める」の後は動名詞です).
10. Jij denkt aan *beginnen* met een nieuwe hobby (「考えている」の後は動名詞です).