過去形練習(Onvoltooid Verleden Tijd)
1. Ik *liep* naar school.(ヒント:動詞「lopen(歩く)」の過去形)
2. Jij *speelde* gisteren gitaar.(ヒント:動詞「spelen(遊ぶ/演奏する)」の過去形)
3. Hij *werkte* hard aan zijn project.(ヒント:動詞「werken(働く)」の過去形)
4. Wij *keken* een film gisterenavond.(ヒント:動詞「kijken(見る)」の過去形)
5. Jullie *maakten* een taart voor de verjaardag.(ヒント:動詞「maken(作る)」の過去形)
6. Zij *sprongen* in het zwembad.(ヒント:動詞「springen(跳ぶ)」の過去形、複数形)
7. De hond *at* zijn eten snel op.(ヒント:動詞「eten(食べる)」の過去形)
8. Ik *las* een interessant boek.(ヒント:動詞「lezen(読む)」の過去形)
9. Hij *schreef* een brief aan zijn vriend.(ヒント:動詞「schrijven(書く)」の過去形)
10. Wij *wonen* hier niet meer.(ヒント:これは現在形の文、過去形は*woonden*)
2. Jij *speelde* gisteren gitaar.(ヒント:動詞「spelen(遊ぶ/演奏する)」の過去形)
3. Hij *werkte* hard aan zijn project.(ヒント:動詞「werken(働く)」の過去形)
4. Wij *keken* een film gisterenavond.(ヒント:動詞「kijken(見る)」の過去形)
5. Jullie *maakten* een taart voor de verjaardag.(ヒント:動詞「maken(作る)」の過去形)
6. Zij *sprongen* in het zwembad.(ヒント:動詞「springen(跳ぶ)」の過去形、複数形)
7. De hond *at* zijn eten snel op.(ヒント:動詞「eten(食べる)」の過去形)
8. Ik *las* een interessant boek.(ヒント:動詞「lezen(読む)」の過去形)
9. Hij *schreef* een brief aan zijn vriend.(ヒント:動詞「schrijven(書く)」の過去形)
10. Wij *wonen* hier niet meer.(ヒント:これは現在形の文、過去形は*woonden*)
過去完了形練習(Voltooid Verleden Tijd)
1. Ik *had gelopen* voordat het regende.(ヒント:過去完了形は「hebben/ zijn」の過去形+動詞の過去分詞)
2. Jij *had gespeeld* de hele middag.(ヒント:「spelen」の過去分詞は「gespeeld」)
3. Hij *had gewerkt* tot laat in de avond.(ヒント:「werken」の過去分詞は「gewerkt」)
4. Wij *hadden gekeken* naar de documentaire.(ヒント:「kijken」の過去分詞は「gekeken」)
5. Jullie *hadden gemaakt* een afspraak.(ヒント:「maken」の過去分詞は「gemaakt」)
6. Zij *hadden gesprongen* van de duikplank.(ヒント:「springen」の過去分詞は「gesprongen」)
7. De kat *had gegeten* voordat ik thuis kwam.(ヒント:「eten」の過去分詞は「gegeten」)
8. Ik *had gelezen* dat boek al.(ヒント:「lezen」の過去分詞は「gelezen」)
9. Hij *had geschreven* een gedicht voor haar.(ヒント:「schrijven」の過去分詞は「geschreven」)
10. Wij *hadden gewoond* in Amsterdam voor vijf jaar.(ヒント:「wonen」の過去分詞は「gewoond」)
2. Jij *had gespeeld* de hele middag.(ヒント:「spelen」の過去分詞は「gespeeld」)
3. Hij *had gewerkt* tot laat in de avond.(ヒント:「werken」の過去分詞は「gewerkt」)
4. Wij *hadden gekeken* naar de documentaire.(ヒント:「kijken」の過去分詞は「gekeken」)
5. Jullie *hadden gemaakt* een afspraak.(ヒント:「maken」の過去分詞は「gemaakt」)
6. Zij *hadden gesprongen* van de duikplank.(ヒント:「springen」の過去分詞は「gesprongen」)
7. De kat *had gegeten* voordat ik thuis kwam.(ヒント:「eten」の過去分詞は「gegeten」)
8. Ik *had gelezen* dat boek al.(ヒント:「lezen」の過去分詞は「gelezen」)
9. Hij *had geschreven* een gedicht voor haar.(ヒント:「schrijven」の過去分詞は「geschreven」)
10. Wij *hadden gewoond* in Amsterdam voor vijf jaar.(ヒント:「wonen」の過去分詞は「gewoond」)