Esercizio 1: Uso del congiuntivo passato in frasi ipotetiche
2. Ik wou dat zij *had geweten* wat er was gebeurd. (Esprimi un desiderio passato non realizzato)
3. Als wij *hadden kunnen* helpen, zouden we dat gedaan hebben. (Forma del congiuntivo passato con verbo modale)
4. Het was jammer dat hij niet *was meegegaan*. (Espressione di rammarico per un’azione non avvenuta)
5. Als jij mij *had gevraagd*, had ik je geholpen. (Frase condizionale con congiuntivo passato)
6. Zij dacht dat hij het *had gedaan*. (Uso indiretto del congiuntivo passato)
7. Als ik eerder *was vertrokken*, had ik de trein niet gemist. (Condizione passata irreale)
8. Ik hoopte dat hij *was gebleven*. (Espressione di speranza nel passato)
9. Als wij niet *waren vergeten*, hadden we het op tijd afgemaakt. (Frase ipotetica negativa)
10. Het was beter geweest als jij *had meegewerkt*. (Suggerimento per un’azione passata)
Esercizio 2: Completamento con il congiuntivo passato in frasi di desiderio e supposizione
2. Als zij *was gekomen*, zouden we haar hebben gezien. (Supposizione contraria al fatto)
3. Hij dacht dat zij het *had begrepen*. (Supposizione nel passato)
4. Als wij *waren vertrokken* toen het begon te regenen, waren we nat geworden. (Ipotesi passata)
5. Zij wenste dat hij *was gebleven* bij de familie. (Desiderio passato)
6. Als jij *had geholpen*, was het sneller klaar geweest. (Condizione passata)
7. Het zou beter zijn geweest als hij *had gezegd* wat hij dacht. (Suggerimento passato)
8. Ik had gehoopt dat zij *was gekomen*. (Speranza non realizzata)
9. Als we het *hadden geweten*, hadden we anders gehandeld. (Ipotesi contraria)
10. Het was jammer dat zij niet *was meegegaan* naar het feest. (Espressione di rammarico)