Kinderdagverblijf
Guardería o centro de cuidado infantil.
Mijn kind gaat drie dagen per week naar het kinderdagverblijf.

Fopspeen
Chupete.
Kan je de fopspeen aan de baby geven?

Luiers
Pañales.
We moeten nieuwe luiers kopen, ze zijn bijna op.

Slapen
Dormir.
De kinderen moeten vroeg naar bed, morgen moeten ze vroeg opstaan.

Speelgoed
Juguetes.
De kinderkamer is vol met speelgoed.

Verhaaltje voor het slapen gaan
Cuento antes de dormir.
Papa, kan je een verhaaltje voor het slapen gaan vertellen?

School
Escuela.
De kinderen moeten zich klaarmaken, ze moeten zo naar school.

Boterham
Sándwich.
Voor de lunch krijgen de kinderen meestal een boterham.

Tandarts
Dentista.
Volgende week heeft Jan zijn eerste afspraak bij de tandarts.

Zwemles
Clase de natación.
Elke woensdag na school heeft Sara zwemles.

Huiswerk
Tareas del hogar o deberes escolares.
Heb je je huiswerk voor morgen al af?

Voorzichtig!
¡Ten cuidado! o ¡Cuidado!
Voorzichtig! Er ligt speelgoed op de trap.

Adicionalmente, aquí tienes algunas frases que te pueden ser útiles cuando estés tratando con situaciones cotidianas implicando el cuidado de niños.

Wil je je handen wassen voor het eten?
¿Quieres lavarte las manos antes de comer?
Wil je je handen wassen voor het eten? We gaan zo aan tafel.

Tijd om naar bed te gaan!
¡Hora de ir a la cama!
Het is al laat, tijd om naar bed te gaan!

Houd je goed vast als we oversteken.
Agárrate bien cuando crucemos.
We gaan de weg oversteken, houd je goed vast aan mijn hand.

Heb je je kamer opgeruimd?
¿Has ordenado tu habitación?
Voordat je gaat spelen, heb je je kamer opgeruimd?

Ben je je broodtrommel vergeten?
¿Olvidaste tu fiambrera?
We gaan naar school, ben je je broodtrommel vergeten?

Wat een mooie tekening!
¡Qué dibujo más bonito!
Wat een mooie tekening! Heb jij die gemaakt?

Gebruik je woorden als je iets wilt.
Usa tus palabras cuando quieras algo.
Als je iets wilt, moet je het vragen. Gebruik je woorden.

Eet je bord leeg.
Termina tu comida.
Eet je bord leeg, dan krijg je een toetje.

Laat het me weten als je naar de wc moet.
Avísame si necesitas ir al baño.
Laat het me weten als je naar de wc moet; we gaan zo weg.

El aprendizaje de estas frases básicas y vocablos te dará una buena base para manejar situaciones comunes en holandés. Recuerda que la inmersión y la práctica constante son claves para adquirir fluidez en un nuevo idioma. Así que, si tienes la oportunidad de practicar con nativos o en un ambiente que simule ser holandés, asegúrate de aprovecharla para usar lo que has aprendido. ¡Veel succes! (¡Buena suerte!)